Optische controle van BYTEFLIGHT-bus

Het BYTEFLIGHT-bussysteem heeft een stervormige structuur De afzonderlijke satellieten (= regeleenheden met/zonder sensoren) zijn d.m.v. een sterkoppeling via glasvezelkabels met elkaar verbonden. De sterkoppeling in het BYTEFLIGHT-bussystem is het veiligheids-/gatewaymoduul. In elke satelliet is voor de aansluiting op de BYTEFLIGHT-bus een zendcomponent (Transmitter) en een ontvangstcomponent (Receiver) als één eenheid aanwezig. In deze eenheid is een zend- en ontvangstdiode geïntegreerd. Met het optische controle- en programmeerapparaat kunnen de Transmitter en de Receiver van een regeleenheid worden gecontroleerd.

Belangrijkste functies

Stekkerverbindingen in het veiligheidssysteem

In afbeelding 1 zijn de verschillende stekkerverbindingen van het veiligheidssysteem aangegeven. De veiligheids-/gatewaymoduul heeft een zespolige bus voor de aansluiting van de zespolige stekkers van de glasvezelkabels. De verbinding tussen de veiligheids-/gatewaymoduul en de satellieten geschiedt d.m.v. glasvezelkabels. Bij de portiersatellieten (bijv. portiermodules) is er een extra verbinding tussen portier en carrosserie van de auto. De satellieten worden door de veiligheids-/gatewaymoduul van een spanning tussen 9 V en 11 V voorzien. De stekker voor de spanningsvoorziening is echter niet in afbeelding 1 afgebeeld.

GR_DAA1101FBGR001

Afbeelding 1: Overzicht van de stekkerverbindingen van het veiligheidssysteem

I: Veiligheids-/gatewaymoduul

II: Satelliet

1: Bus satelliet

2: Stekker satelliet

3: Bus veiligheids-/gatewaymoduul

4: Stekker veiligheids-/gatewaymoduul

5: Bus portier

6: Stekker portier

7: Spanningsvoorziening van veiligheids-/gatewaymoduul naar satelliet

8: Glasvezelkabel

Geen communicatie met de regeleenheid mogelijk

Als geen communicatie met de veiligheids-/gatewaymoduul mogelijk is, dan kan dit de volgende oorzaken hebben:

Als de spanningsvoorziening van de veiligheids-/gatewaymoduul defect is, dan kan ook niet meer met een andere regeleenheid worden gecommuniceerd. In dit geval moet de oorzaak van de storing altijd eerst bij de veiligheids-/gatewaymoduul worden gezocht!

Als geen communicatie met een bepaalde satelliet mogelijk is, dan kan dit de volgende oorzaken hebben:

Vóór elke optische controle moet de spanningsvoorziening van de vermoedelijk defecte regeleenheden worden gecontroleerd. De satellieten worden door de veiligheids-/gatewaymoduul van een spanning tussen 9 V en 11 V voorzien. Met het optische controle- en programmeerapparaat kan de storingsoorzaak tot de regeleenheid of de glasvezelkabel worden beperkt. De testprogramma's voor de optische controle van de BYTEFLIGHT-bus bevinden zich onder Functieselectie: Carosserie, Busfuncties, BYTEFLIGHT-functies en Optische controle.

Optische controle- en programmeerapparaat

Het optische controle- en programmeerapparaat

GR_DAA1101FBGR002

Afbeelding 2: Optische controle- en programmeerapparaat (III)

III: Optische controle- en programmeerapparaat

1: Bus voor het aansluiten van de satellietstekker

R: Referentie-ontvanger (gemarkeerd op het optische controle- en programmeerapparaat d.m.v. een enkelvoudige pijl)

S/E: Zend-/ontvangstdiode (gemarkeerd op het optische controle- en programmeerapparaat d.m.v. een dubbele pijl)

Het optische controle- en programmeerapparaat (BYTEFLIGHT gedeelte) is voorzien van een bus voor de adaptatie van de satellietstekker. Hierin is de zend-/ontvangstdiode voor de optische controle geïntegreerd. Een andere bus is voor de kalibrering van het optische controle- en programmeerapparaat (BYTEFLIGHT gedeelte) nodig. Hierin is een referentie-ontvanger voor de kalibrering geïntegreerd.

Kalibrering

Voor de optische controle van een regeleenheid (resp. glasvezelkabel) moet de regeleenheid (resp. de glasvezelkabel) m.b.v. een adapter op het optische controle- en programmeerapparaat worden aangesloten. Elke adapter heeft echter verschillende dempingswaarden. Om bij de optische controle met deze verschillende dempingswaarden rekening te kunnen houden, moet vóór een optische controle een kalibrering worden uitgevoerd. Bovendien wordt bij de kalibrering gecontroleerd of de adapter in orde is. Hierna worden de verschillende kalibreringen aangegeven, al naar gelang de veiligheids-/gatewaymoduul, een satelliet of een glasvezelkabel wordt gecontroleerd.

1. Het optische controle- en programmeerapparaat heeft twee bussen voor het aansluiten van een satellietstekker. Voor de controle van de veiligheids-/gatewaymoduul (resp. de glasvezelkabel m.b.v. satellieten) is de SIM-adapter (resp. de SIM-draadbundeladapter) nodig. Deze adapters kunnen echter niet rechtstreeks met het optische controle- en programmeerapparaat worden verbonden. Voor de kalibrering moet daarom de zespolige SIM-adapter (A3 = 663133) met de zespolige SIM-draadbundeladapter (A4 = 663134) worden verbonden. De satellietstekkers (2) moeten met het optische controle- en programmeerapparaat worden verbonden.

GR_DAA1101FBGR011

Afbeelding 3: Kalibrering voor het controleren van de veiligheids-/gatewaymoduul en de glasvezelkabel m.b.v. satellieten

2. Voor de controle van de satellieten is de satellietenadapter (A1 = 663131) nodig. Voor de kalibrering moeten de beide satellietstekkers (2) met het optische controle- en programmeerapparaat worden verbonden.

GR_DAA1101FBGR009

Afbeelding 4: Kalibrering voor de controle van satellieten

3. Het optische controle- en programmeerapparaat heeft twee bussen voor het aansluiten van een satellietstekker. Voor de controle van de glasvezelkabel is een adapter met een bus nodig. De bus kan echter niet rechtstreeks met het optische controle- en programmeerapparaat worden verbonden. Voor de kalibrering moet daarom de satellieten-draadbundeladapter (A2 = 663132) met de satellietenadapter (A1 = 663131) worden verbonden. De satellietstekkers (2) moeten met het optische controle- en programmeerapparaat worden verbonden.

GR_DAA1101FBGR010

Afbeelding 5: Kalibrering voor het controleren van de glasvezelkabel m.b.v. de veiligheids-/gatewaymoduul

Optische controle regeleenheid en glasvezelkabel

Voor de optische controle van een regeleenheid (resp. glasvezelkabel) moet de regeleenheid (resp. de glasvezelkabel) m.b.v. een adapter op het optische controle- en programmeerapparaat worden aangesloten. Hierna zijn de verschillende adapters aangegeven die voor de controle van de veiligheids-/gatewaymoduul, satellieten of glasvezelkabels nodig zijn.

1. Voor de controle van de veiligheids-/gatewaymoduul (I) is de zespolige SIM-adapter (A3 = 663133) nodig.

GR_DAA1101FBGR005

Afbeelding 6: Controle veiligheids-/gatewaymoduul

2. Voor de controle van de glasvezelkabel m.b.v. de satellieten (II) is de zespolige SIM-draadbundeladapter (A4 = 663134) nodig.

GR_DAA1101FBGR006

Afbeelding 7: Controle glasvezelkabel m.b.v. satellieten

3. Voor de controle van de satellieten (II) is de satellietenadapter (A1 = 663131) nodig. De satellietenadapter (A1) is behalve de glasvezelkabel nog van twee elektrische draden voorzien. De beide draden zijn nodig voor de spanningsvoorziening van de satelliet. De spanning wordt door het optische controle- en programmeerapparaat (III) geleverd.

GR_DAA1101FBGR003

Afbeelding 8: Controle satelliet

4. Voor de controle van de glasvezelkabel m.b.v. de veiligheids-/gatewaymoduul (I) is de satellieten-draadbundeladapter (A2 = 663132) nodig.

GR_DAA1101FBGR004

Afbeelding 9: Controle glasvezelkabel m.b.v. de veiligheids-/gatewaymoduul

Servicefuncties

Veiligheidsvoorschriften

Alle werkzaamheden aan de airbags mogen alleen bij losgekoppelde accu worden uitgevoerd!

Alle BYTEFLIGHT-regeleenheden alleen losmaken en aansluiten bij verwijderde zekering van de veiligheids-/gatewaymoduul!

Bij de reparatie van een glasvezelkabel op de BYTEFLIGHT-bus moet erop worden gelet, dat slechts één verbindingspunt in de glasvezelkabel mag optreden. Als reeds een verbindingspunt vanwege een portierstekker aanwezig is, mag de glasvezelkabel niet worden gerepareerd. Bij een defect moet de glasvezelkabel worden vervangen!