Voorgloeisysteem DDE6.0

Het voorgloeisysteem bestaat uit de volgende componenten:

Een gloeirelais is niet aanwezig.

De snelstart gloeibougies zijn bedoeld voor een spanning van 5,3 tot 7,8 Volt. Gedurende het startgloeien kan korte tijd ook boordnetspanning aanwezig zijn.

De wezenlijke verschillen met de tot dusverre gebruikte voorgloeisystemen zijn:

Voor het controleren van het gloeisysteem zijn er twee adapterkabels:

Werking

De gemonteerde voorgloeiregeleenheid communiceert met de DDE-regeleenheid via de bitseriële gegevensinterface.

De benodigde verwarmingscapaciteit wordt door de DDE-regeleenheid doorgegeven afhankelijk van de volgende bedrijfswaarden:

Nog twee bedrijfswaarden zijn van invloed op het in- en uitschakelen van het voorgloeien:

De DDE-regeleenheid stuurt de vereiste verwarmingscapaciteit via de bitseriële gegevensinterface naar de voorgloeiregeleenheid. De voorgloeiregeleenheid zet de vereiste capaciteit om en stuurt de gloeibougies aan met een op basis van pulsbreedte gemoduleerd signaal. Bovendien meldt de voorgloeiregeleenheid diagnose- en statusinformatie terug aan de DDE.

Voorgloeien

Wanneer de koelvloeistoftemperatuur lager is dan 25 °C wordt reeds 0,5 seconden voorgegloeid. Bij lagere temperaturen stijgt de voorgloeitijd tot maximaal 2,7 s bij koelvloeistoftemperaturen lager dan -25 °C.

De aansturing van de gloeiweergave op het instrumentenpaneel vindt pas plaats bij koelvloeistoftemperaturen lager dan 0 °C.

Nagloeien

Na het starten van de motor volgt bij koelvloeistoftemperaturen lager dan 30 °C een temperatuurafhankelijk nagloeien, om de stationaire en uitlaatprestaties te verbeteren.

Startreservegloeien

Als na beëindiging van de voorgloeitijd de motor niet wordt gestart en het contact ingeschakeld blijft, wordt gedurende 10 seconden nog gegloeid.

Handeling bij storing

De DDE-regeleenheid bewaakt de communicatie met de voorgloeiregeleenheid. In het geval van een defect aan de bitseriële gegevensinterface slaat de DDE-regeleenheid de volgende storing op:

De voorgloeiregeleenheid bewaakt de aansturing van elke afzonderlijke gloeibougie en kan daarbij de volgende storingen per gloeibougie opslaan:

Wanneer de voorgloeiregeleenheid een storing heeft gedetecteerd, wordt deze gemeld aan de DDE-regeleenheid, die de storing opslaat in het storingsgeheugen.