Aanhangwagenmoduul
Aanhangwagenmoduul
De functiebeschrijving beschrijft de aanhangermoduul voor de volgende modellen:
- E81, E87, E90, E91, E92, E93 (BMW 1 Serie, 3 Serie)
- E60, E61, E63, E64 (BMW 5 Serie, 6 Serie)
- E65, E66, E67, E68 (BMW 7 Serie)
- E70 (BMW X5)
- R56 (MINI)
De aanhangermoduul is een extra regeleenheid bij de beenruimtemoduul (R55, E70) of lichtmoduul. Op dit moment worden twee verschillende aanhangermodules ingebouwd. De AHM3 is de tot nu toe ingebouwde uitvoering. De AHM3+ is de gewijzigde uitvoering, die hoofdzakelijk op de volgende punten van de AHM3 verschilt:
- 2 draden en zekeringen voor de spanningsvoorziening, zodat meer vermogen voor de aanhangerverlichting beschikbaar is.
- Kantelbare kogelkop met elektrische bewaking van de vergrendeling van de kogelkop door de regeleenheid voor de aanhangervergrendeling. Toestandmelding bij de aanhangermoduul.
- Opslaan van door de regeleenheid voor de aanhangervergrendeling herkende storingen
De aanhangermoduul scheidt het belastingscircuit van de aanhanger van de stroomcircuits van de trekauto. Bovendien meldt de regeleenheid in verband met de aanhangervergrendeling de toestand van de kantelbare kogelkop aan de aanhangermoduul.
De AHM3+ wordt vanaf het productiebegin bij de E70 en R55 ingebouwd. In alle andere hierboven genoemde modellenseries wordt de AHM3+ vanaf 09/ 06 ingebouwd.
De volgende verschillen m.b.t. het inbouwen en de werking van de aanhangermoduul en de trekhaak in acht nemen:
- MINI
De aanhangermoduul wordt bij de uitvoering R56 als speciaal accessoire ingebouwd. De aanhangermoduul levert de elektrische energie voor de als speciaal accessoire aangeboden fietsdrager voor de trekhaak. Een trekhaak voor de R56 wordt niet aangeboden.
- BMW
De aanhangermoduul wordt ingebouwd als de auto is uitgerust met een trekhaak. Het kan om een vaste of afneembare trekhaak gaan. Bovendien kan eveneens een gedeeltelijk of volledig elektrisch kantelbare kogelkop worden aangebracht.
Beknopte beschrijving van het onderdeel
De aanhangermoduul bestaat naast een microprocessor in hoofdzaak uit tegen overbelasting beveiligde Sense-FET-belastingschakelaars voor de stroomcircuits van de aanhanger.
Via de Sense-uitgangen van de belastingschakelaars is een controle van de stroomcircuits op een te hoge stroomsterkte of onderbreking mogelijk. De belastingschakelaars worden via CAN-berichten aangestuurd.
Bovendien is een ingang aanwezig voor een directe aansturing van het remlicht door het remlichtcircuit van de trekauto (vaste draadverbinding). Deze noodfunctie garandeert bij het uitvallen van de CAN-bus de werking van het remlicht. Een identieke functie is eveneens aanwezig voor het achterlicht van de aanhanger.
De volgende regeleenheden nemen deel aan de functies van de aanhangermoduul:
- AHM aanhangermoduul
De aanhangermoduul stuurt de belastingscircuits van de aanhanger aan en bewaakt deze. De aanhangermoduul scheidt bovendien de belastingscircuits van de aanhanger van het boordnet van de trekauto. De aanhangermoduul genereert bij systeemfouten de Check-Control-meldingen.
- Regeleenheid voor de trekhaakontgrendeling
De regeleenheid is via een 16-polige stekker met het boordnet verbonden. De regeleenheid is niet direct op het bussysteem aangesloten. De trekhaakontgrendeling wordt met een toets in de bagageruimte bediend. De regeleenheid is in een aggregatendrager in de bagageruimte ingebouwd. De regeleenheid kan niet worden geprogrammeerd en is ook niet geschikt voor zelfdiagnose.
- CAS: Car Access System
De CAS-regeleenheid levert het signaal voor klem 15. Dit signaal wordt door de aanhangermoduul en de regeleenheid voor de trekhaakontgrendeling bewaakt.
- JBE: Junction-Box-elektronica
De Junction Box voorziet de aanhangermoduul van spanning (klem 30g). Bovendien wordt de trekhaakontgrendeling door de Junction Box van spanning voorzien.
De aanhangermoduul herkent een te hoge of lage spanning in het boordnet. Buiten het geldige bereik van 9 tot 15 Volt worden de niet veiligheidsrelevante functies uitgeschakeld. Zo kan bijv. de trekhaakontgrendeling niet worden geactiveerd bij een ge lage of hoge spanning.
Afbeelding toont E90
Index
|
Verklaring
|
Index
|
Verklaring
|
1
|
Aggregatendrager
|
2
|
Park Distance Control (PDC)
|
3
|
Regeleenheid voor comforttoegang
|
4
|
Regeleenheid voor de trekhaakontgrendeling
|
5
|
Aanhangwagenmoduul
|
|
|
Systeemfuncties
De volgende systeemfuncties voor de aanhangermoduul worden beschreven:
- Aanhangwagenverlichting
- Aanhangerherkenning
- Trekhaakontgrendeling
Aanhangwagenverlichting
De aanhangerverlichting voert de volgende functies uit:
- Remlicht
- stadslicht
- Knipperlichten, waarschuwingsknipperlicht, waarschuwingsknipperlicht bij botsing, waarschuwingsknipperlicht bij diefstalbeveiliging
- mistachterlicht
- Achteruitrijlamp
De aanhangermoduul stuurt de afzonderlijke lampenstroomcircuits van de aanhanger aan. De aanwezige functies voor de aanhangerverlichting worden hierna beschreven.
- Remlicht
Het remlicht van de aanhanger wordt ingeschakeld als het rempedaal van de trekauto wordt bediend.
- Stadslicht
Het stadslicht van de aanhanger wordt ingeschakeld als de lichtschakelaar van de trekauto zich in de stand voor stadslicht of dimlicht bevindt. Als de automatische verlichtingsregeling is ingeschakeld wordt bovendien het stadslicht van de aanhanger afhankelijk van de helderheid ingeschakeld.
- Knipperlichten, waarschuwingsknipperlicht, waarschuwingsknipperlicht bij botsing, waarschuwingsknipperlicht bij diefstalbeveiliging
Voor de knipperlichten zijn er twee functies, die door de aanhangermoduul worden aangestuurd.
- Kort knipperen: Als de richtingaanwijzerschakelaar kort wordt aangetipt, worden de knipperlichten kort aangestuurd. Het aantal knipperimpulsen is hierbij afhankelijk van de codering van de auto. Kort knipperen kan bijvoorbeeld worden toegepast bij het veranderen van rijbaan.
- Continu knipperen Als de knipperlicht-grootlichtschakelaar ”door het drukpunt heen” gedrukt wordt, worden de knipperlichten met de functie ”Continu knipperen” aangestuurd. Continu knipperen dient voor het aangeven van de rijrichting, b.v. vóór het afslaan.
De knipperfrequentie wordt door de aanhangermoduul aan de knipperfrequentie van de trekauto aangepast. Aan het begin van de knipperperiode worden cyclisch CAN-berichten verstuurd. Deze berichten dienen voor het synchroniseren van de knipperfrequentie tussen de trekauto en de aanhanger. Als een knipperlicht aan de auto of aanhanger defect is, wordt de knipperfrequentie verdubbeld.
De volgende andere uitvoeringen van het knipperen van de aanhanger worden door de aanhangermoduul gerealiseerd:
- Waarschuwingsknipperlichten: De waarschuwingsknipperlichten worden met de waarschuwingsknipperlichtschakelaar ingeschakeld. De knipperlichten van de aanhanger knipperen mee met de waarschuwingsknipperlichtinstallatie van de trekauto.
- Waarschuwingsknipperverlichting als onderdeel van diefstalbeveiligingsinstallatie Als het systeem ISIS een aanrijding herkent, wordt de waarschuwingsknipperlichtinstallatie ingeschakeld (afhankelijk van de codering). De waarschuwingsknipperlichten kunnen met de waarschuwingsknipperlichtschakelaar worden uitgeschakeld. De aanhanger knippert bij knipperen als onderdeel van diefstalbeveiligingsinstallatie mee.
- Waarschuwingsknipperverlichting als onderdeel van diefstalbeveiligingsinstallatie De waarschuwingsknipperlichtschakelaar in de trekauto knippert niet mee. De aanhanger knippert bij knipperen als onderdeel van diefstalbeveiligingsinstallatie mee. De aanhanger reageert echter niet met bevestigingsknipperen bij het activeren/op scherp zetten van de diefstalbeveiligingsinstallatie.
- Mistachterlicht: Het mistachterlicht wordt ingeschakeld als
- klem 15 AAN is en
- de lichtschakelaar van de trekauto in de stand voor dimlicht staat en
- het mistachterlicht door de schakelaar wordt ingeschakeld.
Of als
- klem 15 AAN is en
- de lichtschakelaar van de trekauto in de stand voor stadslicht staat en
- de mistlamp geactiveerd is en
- het mistachterlicht door de schakelaar wordt ingeschakeld.
Het mistachterlicht wordt weer uitgeschakeld als
- het mistachterlicht door de schakelaar wordt uitgeschakeld.
- Klem 15 UIT of
- lichtschakelaar UIT.
- Achteruitrijlamp
De achteruitrijlamp wordt ingeschakeld als de achteruitversnelling van de trekauto wordt ingeschakeld en klem 15 AAN is. De achteruitrijlampen worden een fractie van een seconde vertraagd ingeschakeld, om oplichten tijdens het schakelen te voorkomen.
Aanhangerherkenning
De aanhangermoduul registreert een aanhanger als aangesloten als op de lichtuitgangen minstens twee belastingen (meting in koude toestand) worden gedetecteerd. De aanhangermoduul meldt dan de status ”Aanhanger aangesloten”. Deze toestandsmelding wordt in de trekauto in meerdere regeleenheden geanalyseerd. Zo wordt bijv. de Park Distance Control achter uitgeschakeld. Bovendien wordt, om verblinding van de bestuurder te voorkomen, de achteruitrijlamp en het mistachterlicht van de trekauto uitgeschakeld.
Trekhaakontgrendeling
De elektrische trekhaakontgrendeling is een onderdeel van de speciale uitvoering trekhaak met kantelbare kogelkop. Deze speciale uitvoering wordt aangeboden voor de E70 en E90, 91, 92, 93. De trekhaakontgrendeling wordt met een toets in de bagageruimte bediend.
Afbeelding toont E90
Index
|
Verklaring
|
Index
|
Verklaring
|
1
|
Bekleding in bagageruimte
|
2
|
Controlelamp (lichtdiode rood en groen)
|
3
|
Toets voor de trekhaakontgrendeling
|
|
|
In de toets bevindt zich voor de controlelamp een tweekleurige lichtdiode. De volgende signaleringen zijn mogelijk:
- De lichtdiode brandt groen:
de trekhaak bevindt zich in de vergrendelde eindpositie.
- De lichtdiode knippert langzaam rood (2 Hz):
de trekhaak bevindt zich niet in de vergrendelde eindpositie.
- De lichtdiode knippert snel rood (4 Hz):
- De aandrijving is langer dan 4 s aangestuurd.
- De voor de ontgrendeling noodzakelijke stroom voor de aandrijving is niet bereikt (12 ampère).
De aandrijving voor de trekhaakontgrendeling is aan de ontgrendelingsunit bevestigd. De kogelkop kan alleen worden ontgrendeld als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- Klem 15 uit
- Kofferdeksel geopend
De trekhaak kan worden ontgrendeld vanaf klem 30g AAN. Voor het ontgrendelen moeten de volgende signaaltoestanden aanwezig zijn:
- Klem 30g: High-signaal
- Toets voor de trekhaakontgrendeling Low-signaal
- Klem 15: Low-signaal
- Achterklepcontact: Low-signaal
- Microschakelaar aandrijving trekhaakontgrendeling uitgang 1: Low-signaal
- Microschakelaar aandrijving trekhaakontgrendeling uitgang 2: High-signaal
Na een succesvolle controle van de signaaltoestanden wordt de gelijkstroommotor voor de trekhaak aangestuurd. Zolang de kogelkop niet in een eindpositie vergrendeld is, klinkt een geluidssignaal. Bovendien wordt er een check-control-melding gegeven.
Afbeelding toont E90
Index
|
Verklaring
|
Index
|
Verklaring
|
1
|
Uitgeklapte kogelkop
|
2
|
Ontgrendelde tussenstand
|
3
|
Ingeklapte kogelkop
|
4
|
Aandrijving voor de trekhaakontgrendeling
|
De aandrijving voor de trekhaakontgrendeling bestaat uit een gelijkstroommotor met reductietandwielgroep. In de ontgrendelingsunit zijn de volgende componenten geïntegreerd:
- Microschakelaar met schuif en drukveer
- Aandrijfring voor de microschakelaar
- Aandrijfring voor de ontgrendelingshendel
- Ontgrendelingshendel
Afbeelding toont E90
Index
|
Verklaring
|
Index
|
Verklaring
|
1
|
Drukveer
|
2
|
Microschakelaar
|
3
|
Aandrijfring voor de schuif
|
4
|
Aandrijfas
|
5
|
Ontgrendelingshendel
|
6
|
Aandrijfring voor de ontgrendelingshendel
|
7
|
Schuif
|
8
|
Reductietandwielgroep
|
9
|
Gelijkstroommotor
|
|
|
Aanwijzingen voor de service
De volgende algemene opmerkingen kunnen voor het onderhoud van de aanhangermoduul worden gegeven:
Algemene aanwijzing
Als tijdens de bediening van de trekhaakontgrendeling de spanningsvoorziening wordt onderbroken, dan kunnen verschillende signaaltoestanden verloren gaan.
Als de spanningsvoorziening weer aanwezig is, moet de toets voor de trekhaakontgrendeling 5 lang ingedrukt worden gehouden. Hierdoor wordt de aandrijving ingeschakeld (noodbediening).
Als de spanningsvoorziening onderbroken is, kan de trekhaak niet worden ontgrendeld.
Diagnose-aanwijzing
De aanhangermoduul herkent de volgende storingen:
- Checksom-fout van de verschillende geheugens en Watchdog-Reset
- Storing van de CAN-stuureenheid
- Kabelstoring van de CAN-interface en de remlichtingang
- Kabelstoring van alle uitgangen op kortsluiting en onderbreking
- Te lage/te hoge spanning en onaannemelijkheid van de regeleenheidspanning in vergelijking met de boordnetspanning
- Onaannemelijkheid van een CAN-bericht ”Remmen” in vergelijking met de remlichtingang met vaste draadverbinding op de regeleenheid
- Onaannemelijkheid van de Sense-waarden van de verlichtingsingangen van de regeleenheid
De aanhangermoduul herkent een storing in de trekhaakontgrendeling door het ontbrekende Alive-signaal. Er wordt een check-control-melding gegeven.
Daarnaast wordt een Check-Control-melding gegeven, als bij klem 15 AAN de kogelkop niet vergrendeld is.
Storingen bij de lampenuitgangen van de aanhangermoduul worden als Check-Control-melding aangegeven.
De aandrijving van de trekhaakontgrendeling kan afzonderlijk worden vervangen.
Aanwijzingen voor het coderen/programmeren
Codering
Na het inbouwen van een aanhangermoduul moet de regeleenheid opnieuw worden gecodeerd. Let hierbij op de verschillende landenuitvoeringen.
Drukfouten, vergissingen en technische wijzigingen voorbehouden.