LL-compensatie (NG-motoren)
Voor de verschillende bedrijfstoestanden is in de motorregeling een bepaald stationair toerental opgeslagen (bijv. warmdraaien). Voor een gedeelte van deze bedrijfstoestanden kan met deze servicefunctie het stationair toerental worden ingesteld.
Voorwaarden
Om te kunnen instellen moet aan de in de testmoduul aangegeven voorwaarden zijn voldaan. Anders kan de motorregeleenheid een andere bedrijfstoestand herkennen, waarbij onder bepaalde omstandigheden geen verstelling wordt toegelaten of waarbij een ander stationair toerental wordt ingesteld.
Instelbereik
Het instelbereik is beperkt en afhankelijk van motortype en softwareversie van de motorregeleenheid.
De invoer van de verstelling moet op tientallen worden afgerond. Voorbeeld: Een verstelling van 755/min is niet mogelijk, dit moet in plaats daarvan op 750 of 760/min worden ingevoerd.
Bedrijfstoestanden waarvoor een verstelling mogelijk is
- zonder toerentalverhoging (blok 1)
- Basistoestand toestand die niet door extra verbruikers of omstandigheden zoals warmdraaien of storingsinvoeren wordt beïnvloed.
- Rijstand aan
- met toerentalverhoging (blok 2)
- Aircocompressor aan toestand waarbij de airconditioning is ingeschakeld en de aircocompressor werkt
- Aircocompressor en rijstand aan
- lage accuspanning deze bedrijfstoestand is niet altijd direct herkenbaar en kan ook bij een correcte boordnetspanning en draaiende motor optreden
Opmerking
- Oorzaak voor problemen bij de instelling kunnen bedrijfstoestanden zijn die niet zonder meer herkenbaar zijn, zoals lage accuspanning of herkenning van een storing
- Als een gestandaardiseerd stationair toerental wordt gewenst, dan moeten de beide blokken gelijk worden ingesteld.