Uitlaatklep (E65, N62 tot 09/2003)
De uitlaatklep is in het uitlaateindstuk gemonteerd en dient voor de optimalisering van het geluid bij stationair draaien en in het stationaire toerengebied.
Werking
- De uitlaatklep wordt door een veer in de stand ”open” gehouden. Bij afgezette motor is daardoor de uitlaatklep altijd geopend.
- De uitlaatklep wordt via een membraandoos door vacuüm gesloten.
- De membraandoos wordt via een magneetklep (Y198) aangestuurd. De aansturing geschiedt a.d.h.v. een referentieveld door de DME.
- Als de motor wordt afgezet, wordt de membraandoos via een gekalibreerde boring belucht, zodat de uitlaatklep geleidelijk opent. De omschakeling naar de gekalibreerde boring geschiedt via een 2e magneetklep (Y0198). Een elektrische storing van de 2e magneetklep wordt niet door de DME herkend.
Storingsoorzaken
De regeleenheid herkent alleen elektrische storingen. Een storingsinvoer kan daardoor de volgende oorzaken hebben:
- draadbundel defect
- magneetklep (Y198) defect
- DME defect
Als bij de componentaansturing de uitlaatklep niet of niet voldoende reageert, kunnen de volgende oorzaken aanwezig zijn:
- vacuümtoevoer lekt of defect
- uitlaatklep mechanisch defect
Opmerking: Bij een constant gesloten uitlaatklep is een sissend geluid bij hogere belasting en toerentallen hoorbaar. Bij een constant geopende uitlaatklep is een brommend geluid bij stationair draaien te horen.
Als de 2e magneetklep (Y0198) defect is, dan wordt de uitlaatklep bij het afzetten van de motor hoorbaar geopend.