In LDM-regeleenheid is een interfacestoring opgeslagen (zie ook testmoduul rechts).
Voor de LDM-functie is informatie van andere regeleenheden nodig. De storing wordt opgeslagen, wanneer de betreffende partnerregeleenheid (= interface met de LDM) in plaats van de benodigde informatie een vervangingswaarde of een ongeldigheidsmelding aan de LDM stuurt en de LDM-functie daardoor wordt beïnvloedt. In dit geval moet ook een invoer in het storingsgeheugen in de bijbehorende partnerregeleenheid plaatsvinden.
De oorzaak van deze storing ligt NIET bij de LDM-regeleenheid of in de LDM-software!
Mogelijke storingsoorzaken:
- de betreffende partnerregeleenheid is nog niet paraat
- de sensoren van de betreffende partnerregeleenheid is defect
- algemene storing van de partnerregeleenheid
Storingsgeheugen van de betreffende partnerregeleenheid uitlezen en storingzoeken volgens controleschema in de betreffende partnerregeleenheid voortzetten. Storing in de LDM-regeleenheid wissen.
Als op dit moment werkzaamheden aan de auto worden uitgevoerd en de interfacestoring in de LDM daardoor wordt veroorzaakt, kan de betreffende invoer in het storingsgeheugen in de partnerregeleenheid onder omstandigheden pas na een klemmenwissel worden ingevoerd. Zo nodig klemmenwissel uitvoeren.
Als geen storing in de betreffende partnerregeleenheid is opgeslagen, kan er van worden uitgegaan, das een tijdelijke storing aanwezig is. Voor dit geval is geen reparatiemaatregel beschikbaar: Storing in de LDM-regeleenheid wissen.
Opmerking bij het wissen van het storingsgeheugen:
De storing in de LDM kan onder bepaalde omstandigheden pas na en klemmenwissel worden gewist. In dit geval het contact uitschakelen, 10 seconden wachten, het contact weer inschakelen en vervolgens storingen wissen.