Ingebruikneming

Een ingebruikneming moet uitgevoerd worden na:

De servicefunctie ingebruikneming starten omvat de volgende functies:

Door het inleren van de parameters en het nulpunt worden belangrijke referentiewaarden van de nieuwe sensoren naar de regeleenheid Dynamic Drive gestuurd. Deze referentiewaarden heeft de regeleenheid nodig als basis voor interne omrekeningen. Als deze referentiewaarden niet correct ingeleerd worden, is de gehele systeemnauwkeurigheid van Dynamic Drives in gevaar. De ingebruikneming van de Dynamic Drive kan niet worden voortgezet.

De zelftest van het Dynamic Drive Systeem is in vijf fasen onderverdeeld:

Als tijdens de ingebruikneming een storing herkend wordt, wordt deze onmiddellijk afgebroken en wordt er een storing opgeslagen. Voor een correcte systeemfunctie moet de ingebruikneming compleet doorlopen worden. Bovendien moet het complete storingsgeheugen van het Dynamic Drive System leeg zijn.

Voorwaarden voor de servicefunctie ingebruikneming starten

Vóór het starten van de ingebruikneming de volgende toestand van de auto tot stand brengen:

Veiligheidsvoorschrift voor de ingebruikneming

Attentie: De auto maakt tijdens de ingebruikneming sterke schommelbewegingen. Indien onderstaande voorschriften niet in acht worden genomen, bestaat levensgevaar!

Parameters en nulpunt inleren

De servicefuncties Parameter en Nulpunt van de sensoren inleren moeten worden uitgevoerd na:

Bovendien zijn de servicefuncties Parameter en Nulpunt van de sensoren inleren in de procedure voor de ingebruikneming geïntegreerd.

Voorwaarden voor het inleren van de parameters en het nulpunt

Vóór het inleren van de parameters of het nulpunt van de sensoren moet de volgende toestand van de auto tot stand worden gebracht: