Het VANOS-mechanisme dient ter vergroting van het koppel in het lagere en middelste toerentalgebied. Door een kleinere klepoverlap komen er geringere hoeveelheden restgassen vrij bij het stationair draaien. Door de interne uitlaatgasrecirculatie in het deellastgebied wordt de hoeveelheid stikstofmonoxide gereduceerd. Er wordt een snellere verhitting van de katalysatoren, lagere directe uitstoot na de koude start en een reductie van het brandstofverbruik bereikt.
Bij deze motor is een geregeld VANOS-mechanisme voor de inlaat en voor de uitlaat gemonteerd. Voor de aansturing dient een elektromagnetisch bediende 4/3 weg-schakelklep.
De vereiste stand van de inlaatnokkenas en de uitlaatnokkenas wordt berekend uit het toerental en het belastingssignaal, afhankelijk van de inlaatlucht- en de motortemperatuur; het VANOS-verstelmechanisme wordt door de regeleenheid van de motor overeenkomstig aangestuurd. De in- en uitlaatnokkenas zijn binnen hun maximale verstelbereik variabel regelbaar, d.w.z. aan de hand van de gegevens van de motorregeleenheid zijn willekeurige standen mogelijk. Als de betreffende optimale stand van de nokkenas is bereikt, wordt door de elektromagnetische klep het olievolume in de verstelcilinder in beide kamers constant gehouden, zodat de nokkenassen in de overeenkomstige standen blijven staan.
Wanneer de motor wordt gestart, staat de inlaatnokkenas in zijn eindstand, d.w.z. hij staat in stand 'laat'. De uitlaatnokkenas wordt bij het starten van de motor d.m.v. een veer in stand 'vroeg' gezet.