Interface automatische snelheidsregeling stuurkolomschakelaar
De automatische snelheidsregeling via de stuurkolomschakelaar biedt de bestuurder naast meer comfort ook meer veiligheid. Voor de bediening hoeven de handen niet van het stuur te worden genomen. De bestuurder kan de functies van de automatische snelheidsregeling uitvoeren, zonder afgeleid te worden van het verkeer.
De signalen voor de automatische snelheidsregeling worden door de stuurkolomschakelaar aan de motorregeleenheid doorgegeven en daar geëvalueerd. Er is geen eigen regeleenheid voor de automatische snelheidsregeling.
Schakelaarfuncties van de stuurkolomschakelaar
De stuurkolomschakelaar voor de snelheidsregeling bevindt zich aan de linkerzijde van de stuurkolom.
Beschrijving van de bediening van de stuurkolomschakelaar:
- Stuurkolomschakelaar aan de zijkant indrukken (I/O): snelheidsregeling activeren.
of:
Hervatten van de snelheidsregeling. De auto accelereert of vertraagt uitsluitend uit ongeregelde snelheid tot de laatst in het geheugen opgeslagen snelheid en deze wordt aangehouden.
- Stuurkolomschakelaar naar boven of onder drukken (Off): snelheidsregeling uit.
- Stuurkolomschakelaar kort naar achteren drukken (+): Snelheid instellen. Bij geactiveerde snelheidsregeling wordt de momentele snelheid aangehouden.
- Stuurkolomschakelaar naar achteren gedrukt houden (+): snelheid verhogen. De auto accelereert net zolang als de schakelaar wordt vastgehouden. Maximaal tot de topsnelheid van de auto.
- Stuurkolomschakelaar naar voren kort drukken of vasthouden (-): snelheid verminderen. De snelheidsregeling wordt gedurende de schakelaarbediening uitgeschakeld. Onder de minimale snelheid rijden is echter niet mogelijk.
Inschakelvoorwaarden voor de automatische snelheidsregeling
- De minimale snelheid van 30 km/h moet overschreden zijn.
- Het rempedaal moet in de ruststand zijn.
- Bij auto's met versnellingsbak moet het koppelingspedaal in de ruststand zijn.
- Bij auto's met automatische transmissie moet versnelling ”2” tot ”D” ingeschakeld zijn.
Herkende storingstoestanden van de automatische snelheidsregeling worden in het storingsgeheugen van de motorregeleenheid opgeslagen. Deze invoeren in het storingsgeheugen voorkomen altijd het inschakelen van de automatische snelheidsregeling.
Uitschakelvoorwaarden voor de automatische snelheidsregeling
- Stuurkolomschakelaar naar boven of naar onder indrukken: Uitschakelen van de automatische snelheidsregeling.
- Bediening van het rempedaal.
- Bediening van het koppelingspedaal (handgeschakelde versnellingsbak).
- Inschakelen van de versnelling ”P” of ”N” (automatische transmissie).