Door de inlaatslagen van de cilinders worden in het inlaatkanaal periodieke drukwisselingen opgewekt. Deze drukgolven lopen door het inlaatkanaal en reflecteren tegen de gesloten inlaatkleppen. Een nauwkeurig op de kleptiming afgestemde lengte van het inlaatkanaal zorgt ervoor, dat net voor het einde van de openingsslag van de inlaatklep een drukmaximum van de reflecterende luchtgolf de inlaatklep bereikt. Hierdoor wordt een navuleffect bereikt. Door dit navuleffect komt er een grotere hoeveelheid verse lucht in de cilinder.
Door het variabele inlaatluchtsysteem worden de voordelen van korte en lange inlaatkanalen gecombineerd.
Korte inlaatkanalen of inlaatkanalen met een grote diameter zorgen voor hogere vermogenswaarden in het bovenste toerentalgebied en gelijktijdig voor een laag koppel in het middelste toerentalgebied. Lange inlaatkanalen of inlaatkanalen met een kleine diameter maken een hoog koppel in het middelste toerentalgebied mogelijk.
In het variabele luchtinlaatsysteem bevindt zich een draaibaar anker. Door draaien wordt de effectieve lengte van het inlaatkanaal gewijzigd. Daardoor ken tussen de beide eindaanslagen elke gewenste lengte van het inlaatluchtkanaal worden ingesteld.
De aandrijving voor het anker is een 12 V gelijkstroommotor met wormaandrijving. De elektromotor wordt direct door een krachtige eindtrap in de DME-regeleenheid aangestuurd.
Voor terugmelding van de positie zorgt een potentiometer, de voedingsspanning daarvoor levert een 5V uitgang van de DME.
Bij uitvallen van de aandrijving blijft het systeem in de huidige positie staan. Dit is onder het rijden merkbaar aan te weinig vermogen of verminderde flexibiliteit.