Functiebeschrijving, zie BMW Techniek:
TIS -> Document -> SI Techniek -> 61 05 03 (025)
Het ruitmotoren van het bestuurders- en passagiersportier zijn op de portiermoduul van het betreffende portier aangesloten. De portiermoduul bevat het relais en de verwerkingselektronica voor de inklembeveiliging, de herhalingsblokkering en het storingsgeheugen.
De centrale functies van de ruitmechanismen (comfortbediening en uitschakelvoorwaarden) worden door het Car Access System (CAS) aangestuurd.
In het ruitmechanisme bevinden zich twee Hallsensoren, die de draairichting en het toerental van de ruitmotor registreren. De signalen worden naar de portiermoduul overgebracht en daar, tezamen met de motorspanning verwerkt. Als een blokkering in de richting ruit sluiten wordt herkend, dan wordt de ruitmotor gestopt en kort in de richting ruit openen aangestuurd.
Om een storingvrije werking van de inklembeveiliging te waarborgen, moet bij de eerste inbedrijfsname van een ruitmotor de bovenste aanslag van de zijruit worden geleerd. Daarvoor moet de zijruit tot de bovenste aanslag worden bewogen.
Om de ruitmotoren tegen thermische overbelasting te beschermen, is een blokkering aanwezig. Na ca. 5 volledige ruitbewegingen open/dicht wordt de ruitmotor gedurende enkele seconden uitgeschakeld.
Via het schakelaarblok bestuurdersportier kunnen de ruiten van alle portieren worden bediend. Bovendien kan de kinderbeveiliging van de ruiten, achter, worden geschakeld. Het schakelaarblok is via een LIN-bus (LIN = Local Interconnect Network) met de portiermoduul bestuurdersportier verbonden.