De compressor airconditioning wordt op de volgende manier aangestuurd.
Het uitschakelen van de airconditioningcompressor verloopt volgens dezelfde procedure.
Hierdoor wordt gegarandeerd dat op het moment van het inschakelen van de airconditioningcompressor de motor over voldoende vermogensreserves beschikt. De aansturing van de airconditioningcompressor leidt niet tot een inzakken van het motortoerental.
In het geval van een storing moet het gehele signaalpad worden gecontroleerd: