Variabele kleptiming (VANOS)

Het VANOS-systeem dient voor een toename van het koppel in het onderste en middelste toerengebied. De geringere klepoverlap zorgt voor een vermindering van de restgassen bij stationair toerental. Door de interne uitlaatgasrecirculatie in het deellastgebied wordt de hoeveelheid stikstofmonoxide gereduceerd. Verdere voordelen zijn een snellere opwarming van de katalysator, minder emissies en een verlaging van het brandstofverbruik.

De totaal mogelijke verstelling van de inlaat- en uitlaatnokkenassen bedraagt 40 nokkenasgraden resp. 20 krukasgraden.

Constructie en werking

Het VANOS-systeem bestaat voor elke cilinderrij uit de volgende componenten:

- Inlaatnokkenas

- Vanos-aandrijving met kettingwielen

- olieverdeler-tussenflens

- Elektromagnetische klep

- Terugslagklep

- Impulstandwiel voor de nokkenassensor

Uit het toerental, het belastingsignaal en een aantal andere meetgrootheden betreffende de motor wordt de vereiste stand van de inlaat- en uitlaatnokkenas berekend. De VANOS-versteleenheden worden door de DME-regeleenheid overeenkomstig traploos aangestuurd. Hiertoe wordt het VANOS-mechanisme direct van de motoroliedruk voorzien. Door de DME gefaseerd aangestuurde magneetkleppen geven de oliekanalen vrij voor de vervroegde of verlate verstelling van de nokkenassen. De nokkenassen kunnen binnen hun maximale verstelbereik traploos variabel worden versteld. Zodra de optimale nokkenaspositie is bereikt, wordt door de magneetkleppen de hoeveelheid olie in de verstelcilinder in beide kamers constant gehouden. Hierdoor blijft de nokkenas in de betreffende stand staan.

Als de motor wordt gestart, bevindt de inlaatnokkenas zich in de eindstand ”laat”.

Diagnose

Het VANOS-systeem is geschikt voor volledige diagnose. Wanneer tijdens het draaien van de motor een storing optreedt, dan wordt de betreffende storingscode in het DME-storingsgeheugen opgeslagen. Als het VANOS-systeem bij een defect niet meer kan worden aangestuurd, wordt een motornoodprogramma ingeschakeld.