Het antenne-diversity is een systeem dat uit de maximaal 4 antennes in de auto de antenne met de beste ontvangst selecteert. Dit signaal wordt in het diversitysysteem versterkt en aan de tuner doorgegeven. Hierna worden kort de tests beschreven die in de testmoduul antenne-diversity worden uitgevoerd.
Met de DC-meting wordt herkend, of de diversity correct met de tuner is verbonden. In de testmoduul worden daarbij ook nog de overeenkomstige storingsgeheugeninvoeren geanalyseerd.
Met de antenne-zelfdiagnose worden de diversity-werking en de antenne-aansluiting gecontroleerd. Deze resultaten leveren echter niet altijd een betrouwbaar resultaat op. In dit geval is een analyse van de veldsterkte van de te ontvangen zenders nodig.
In de servicemodus van de radio kan de kwaliteit en de veldsterkte van de ontvangen radiozenders worden aangegeven (niet M-ASK en CCC). De aangegeven waarden liggen tussen 0 en 15.
Voor het oproepen van de servicemodus moet als volgt te werk worden gegaan
Als het resultaat van de diversity-zelfdiagnose in orde is, kan in de testmoduul de veldsterkte van de ontvangen zenders worden aangegeven. Als een antenne een duidelijk zwakkere ontvangst heeft dan de andere antennes, moet de auto 90 graden worden gedraaid en de meting worden herhaald. Als ook nu een vermindering van het tolerantiebereik het resultaat is, dan is ten minste één FM-antenne defect. De defecte FM-antenne moet worden gecontroleerd.
Tijdens de diagnose is de AM-versterker niet actief en levert hierdoor bij de AM-scan piekwaarden bij een uitgeschakelde AM-versterker. Om de AM-antenne met de actieve versterker te kunnen controleren, wordt ten slotte de schakelspanning van de diagnosemodus naar FM1 / AM-ontvangst overgeschakeld. De piekwaarden bij een ingeschakelde versterker moeten duidelijk groter zijn dan die bij een uitgeschakelde versterker. Als dit niet het geval is, moet de Radio_on aansluiting worden gecontroleerd.