Centrale gateway-moduul

De centrale gatewaymoduul zet signalen en berichten over naar de volgende bus-systemen:

De verbinding tussen het diagnosesysteem en de auto loopt uitsluitend via de centrale gateway-moduul. De centrale gateway-moduul is via een seriële koperdraad (=diagnosedraad) met de OBD-stekker (On Board Diagnose) verbonden. Op de OBD-stekker wordt de diagnosekop van het BMW-diagnosesysteem aangesloten. De lichtgeleiderbus (glasvezelbus) BYTEFLIGHT moet worden toegewezen aan het veiligheidssysteem (b.v. airbags). De toepassing van de PT-CAN-bus ligt op het gebied van de motor en die van de K-CAN-SYSTEEM-bus op het gebied van de carrosserie.

Wek- en inslaapvoorwaarde:

De centrale gatewaymoduul wekt de K-CAN SYSTEEM-bus, de PT-CAN-bus via de wekdraad en de BYTEFLIGHT-bus als één van de bussen gewekt wordt.

Opmerking:

De regeleenheden op de PT-CAN-bus beschikken over een aparte wekdraad. Het wekken van de regeleenheden op de PT-CAN-bus gebeurt met een High-niveau op de wekdraad. Het High-niveau van de wekdraad bedraagt minimaal 5 V.

De regeleenheid CAS Car Access Systeem bedient de wekdraad als volgt: bij ”klem 15 AAN” wordt een High-niveau op de wekdraad gezet. Als de bus ingeslapen was en ”klem 15 van UIT” naar ”klem 15 AAN” gaat, stuurt het CAS een wekimpuls. Deze wekimpuls wordt altijd door de centrale gatewaymoduul overgenomen. Het onderscheid tussen ”wekken” en ”klem 15 AAN” wordt gemaakt door het uitlezen van het CAN-bericht met het signaal van klem 15.

Functietest van de centrale gatewaymoduul

De navolgende functietest geeft een indicatie of de ZGM functioneert.

Als bovengenoemde functietest in orde is, dan is de Centrale gatewaymoduul met grote waarschijnlijkheid in orde.