Checklist reguliere onderhoudsbeurt CESG (FUP3 - controle)
Checklist bij de reguliere onderhoudsbeurt van het veiligheidssysteem
De ombouw naar het waterstofsysteem in alle BMW Hydrogen 7 auto's voldoet aan zeer hoge veiligheidsstandaarden. Om te kunnen garanderen dat het complete systeem, bestaande uit de Clean Energy regeleenheid en de speciaal voor het waterstofsysteem aangepasten motorsoftware altijd zonder problemen werkt, is een regelmatige controle van het veiligheidssysteem beslist nodig.
De hieronder afgebeelde checklist dient, naast de bijbehorende reparatiehandleiding, als handleiding om vakkundig te werk te gaan en beschrijft het chronologische verloop van de controle. De controlemogelijkheden in de testmoduul hiernaast, alsmede de uitleesbare statussen en het uitlezen van het storingsgeheugen in de regeleenheidfuncties van de Clean Energy-regeleenheid (CESG) dienen uitsluitend ter ondersteuning van deze checklist. Voor diverse aansturingen en controles van toestanden (vooral van de kleppen) is een zogenaamde ”FUP-Box” nodig.
voor iedere functiecontrole van het veiligheidssysteem moet deze FUP-Box overeenkomstig de reparatiehandleiding op het systeem worden aangesloten!
Alvorens met werkzaamheden te beginnen moet de aansluiting van de Moviline-regeleenheid worden losgemaakt, om het doorgeven aan de BMW centrale van de invoeren in het storingsgeheugen die tijdens deze FUP-controle ontstaan te voorkomen. Na het afsluiten van alle werkzaamheden moet de Moviline-regeleenheid weer worden aangesloten!
Opmerkingen:
1.) Het verdient aanbeveling om deze Checklist te printen en door handmatig ”afvinken” van de afzonderlijke punten de voortgang, de verschillende reacties en aantekeningen bij de verschillende controles te documenteren ...
2.) Voor iedere afzonderlijke controle, alsmede na het verhelpen van een van de uitschakelcriteria (zie hieronder) en ook na iedere gasdetectie door de H2-sensor (zie hieronder) moet het storingsgeheugen worden gewist. Natuurlijk moeten VÓÓR het begin van ALLE werkzaamheden aanwezige storingen correct worden verholpen.
3.) Altijd wanneer de voedingsspanning van de Clean Energy regeleenheid onderbroken is geweest (bijv. door het lostrekken van de draadbundelstekker), moeten het complete storingsgeheugen en infogeheugen worden gewist. Vervolgens moet deze regeleenheid in de rusttoestand (”sleep mode”) worden gebracht. ... Door deze maatregelen worden invoeren in het storingsgeheugen als gevolg van het loskoppelen van de regeleenheid gefilterd.
4.) Bovendien moeten na iedere afgeronde deelcontrole door activering van een uitschakelcriterium als gevolg van bediening van schakelaars op de FUP-Box alle bediende schakelaars in hun uitgangspositie worden gezet.
5.) Controles met geopende klep van de tankdop en stroomlusadapter:
Na elke afgesloten deelcontrole door het activeren van een afbrekingscriterium moet de stroomlusadapter worden verwijderd. De klep van de tankdop moet worden gesloten, omdat anders het tanken niet kan worden vrijgegeven.
6.) Na elke afgesloten deelcontrole moet de motor in de H2-stand worden gestart, zodat het drukreservoir van de pneumatische kleppen van 14 bar absolute druk kan worden voorzien!
Waarschuwingsaanwijzing / beslist in acht nemen!
Aan alle regelvoorwaarden voor de controle van het veiligheidssysteem moet worden voldaan!
Een BMW Hydrogen 7 auto mag pas de werkplaats verlaten wanneer alle controles door vakkundig servicepersoneel ”in orde” worden bevonden!
Er mag geen controle worden overgeslagen.
De volgende zeven controles zijn essentiële onderdelen van de functiecontrole van het veiligheidssysteem (FUP 3):
- Controle van de gaslekwaarschuwing (GWA) in de modus >parkeren<
- Controle van tankblokkering door gaswaarschuwingsinstallatie (GWA)
- Controle van de blokkering van motorstart tijdens het tanken
- Controle van de tankblokkering
- Controle van de GWA in de modus >rijden<
- Controle van de reacties bij storingen tijdens het rijden op H2
- Controle van bevriezing van de koelvloeistofwarmtewisselaar (KWWT)
Controle 1: Gaswaarschuwingssysteem in de modus >Parkeren<
- Voorbereiding / benodigde hulpmiddelen:
Actie: Relevante reparatiehandleidingen printen (RA 61 35 HX9 waterstofsensor in motorruimte en RA 6135 H10 waterstofsensor in dakhemel).
Actie: Beide H2-sensoren (interieur en motorruimte) toegankelijk maken.
Actie: Alle ruiten sluiten. De auto verlaten en de portieren sluiten.
(Opmerking: Wanneer de radiografische kop via een kabel met de tester is verbonden, dan moet deze kabel door een op een kier gezette ruit worden gevoerd.)
Actie: testgas met H2-concentratie van 3,0 volumeprocent (Vol%). en sensoradapter klaarleggen.
- Bijbehorende voorbereiding van de auto:
Actie: Contactsleutel verwijderen (= klem 0).
Herhaalde actie: De Clean Energy regeleenheid in de ruststand (”sleep mode”) zetten voordat het testgas bij een H2-sensor wordt losgelaten. Deze ruststand moet worden ingesteld door middel van de hier rechts weergegeven testmoduul.
Herhaalde actie: Om het gas bij een van de H2-sensoren te brengen moet de gastoevoerslang op de te controleren sensor worden gestoken.
- Testgas naar H2-sensoren voeren:
Herhaalde actie: Na elkaar moeten beide H2-sensoren met testgas worden getest en wel zo lang tot het H2-alarm wordt geactiveerd. Het High-alarm moet bij 2,0 Vol% worden geactiveerd. Het testgas moet op de volgende plaatsen worden aangebracht:
Opmerking: Het kan tot 10 minuten duren alvorens het alarm wordt geactiveerd.
- zie RA 61 35 H10 (sensor interieur)
- zie RA 61 35 HX9 (sensor motorruimte)
- Controle van de reacties:
Actie: Na ieder alarm klem R inschakelen en diagnosesessie voortzetten (diagnosekop aansluiten).
Testmoduul gebruiken: Controleren of als gevolg van 3.) storingen / informatie over de betreffende H2-sensor in het geheugen zijn opgeslagen.
Visuele controle: Controleren of de zijruiten bij H2-alarm in het interieur openen. De zijruiten mogen niet opengaan wanneer de H2-sensor in de motorruimte gas detecteert.
Visuele controle: Controle van de weergave in het instrumentenpaneel. Pas wanneer de sleutel in het contact (= klem R) wordt gestoken mag de melding worden weergegeven. De melding wordt slechts zo lang weergegeven als een H2-alarmwaarde wordt gemeten.
Visuele controle: Controle of bij ieder van de herhaalde controles door gastoevoer bij deze sensoren de vier waarschuwings-LED's in de portieren knipperen (de LED's moeten knipperen).
- Bijzonderheden en opmerkingen:
Actie: Overige bijzonderheden en opmerkingen noteren.
Controle 2: Tankblokkering door gasalarmsysteem
- Voorbereiding / benodigde hulpmiddelen:
Actie: Relevante reparatiehandleidingen printen (RA 16 00 H22 stroomkringadapter aansluiten / RA 6135 H12 waterstofsensor NSK / RA 61 35 H13 waterstofsensor vulleiding / RA 16 00 H24 FUP-Box aansluiten)
Actie: Stroomkringadapter op het tankvulpunt aanbrengen.
Actie: Beide H2-sensoren (bij vulaansluiting en op het deksel secundair systeem) toegankelijk maken.
Actie: testgas met H2-concentratie van 3,0 volumeprocent (Vol%). en sensoradapter klaarleggen.
- Voorbereiding van de auto:
Actie: Tankvrijgave aan auto opvragen. Hierbij moet als volgt te werk worden gegaan:
- Auto in stand klem R actief zetten.
- Druk in de waterstoftank beneden de 5,3 bar laten dalen.
Opmerking: Dit is mogelijk omdat de auto tijdens stilstand op waterstof loopt. De overdruk kan via een overeenkomstig menu in het instrumentenpaneel of in de regeleenheidfuncties worden uitgelezen.
- Controleren of het tankniveau (inhoud van de waterstoftank) minder dan 80 % (komt overeen met minder dan 7200 gram) is.
- Motor afzetten en keuzehendel in stand P zetten en handrem (EMF) inschakelen.
- Auto in een toestand brengen, waarin geen gaswaarschuwing geldt - ook niet in het storingsgeheugen is opgeslagen.
- Verifiëren dat motorafsluitkranen gesloten zijn (door de regeleenheidfuncties over de CESG op te vragen).
Opmerking: Algemeen geldt bij de CESG: Gesloten kleppen geven altijd een PWM-signaal van 0 % af.
- Verifiëren dat er geen botssignaal resp. geen opgeslagen storing bij een gedetecteerde botsing in het storingsgeheugen is opgeslagen (door de regeleenheidfuncties van de CESG op te vragen).en verifiëren dat het crashsensorsysteem (ISIS) actief is.
- Verifiëren dat er geen storing van componenten van het gaswaarschuwingssysteem in het storingsgeheugen is opgeslagen.
Opmerking: Eventueel opgeslagen storingen moeten vóór alle verdere werkzaamheden vakkundig worden verholpen. Lichte sensorstoringen mogen zo nodig worden genegeerd en gewist.
- verifiëren dat de boordnetaccu en de CE-accu's voldoende (d.w.z. minimaal 70 %) geladen zijn.
Opmerking: Lagere laadtoestanden leiden tot invoeren in het storingsgeheugen.
Actie: Tankvrijgave door het tweemaal indrukken van de tankklepschakelaar verzoeken (de klep van de tankdop moet opengaan).
Actie: Stroomkringadapter aansluiten (De auto is nu klaar om te tanken).
Opmerking: Op de FUP-Box gaat, ter bevestiging van een gesloten stroomkring de LED ”SS” branden.
Controleren van de FUP-Box: De controlelampjes vulklep gasvormig (BEV_G) en vulklep vloeibaar (BEV_F) gaan altijd branden wanneer deze kleppen geopend zijn (om de waterstoftank te vullen moeten deze kleppen open zijn - de overeenkomstige LED's ”BEV_F” en ”BEV_G” moeten gaan branden).
- Testgas naar H2-sensoren voeren:
Herhaalde actie: Na elkaar moeten beide H2-sensoren met testgas worden getest en wel zo lang tot het H2-alarm wordt geactiveerd. Het alarm moet bij 2,0 Vol% altijd worden geactiveerd. Het testgas moet op de volgende plaatsen worden aangebracht:
- zie RA 61 35 H12 (sensor NSK)
- zie RA 61 35 H13 (sensor vulaansluiting)
- Controle van de reacties:
Regeleenheidfuncties gebruiken: Controleren, of als gevolg van 3.) na iedere gastest in het storingsgeheugen storingen aan de betreffende H2-sensor zijn opgeslagen (er moeten als gevolg van de controle storingen zijn opgeslagen).
Visuele controle: Controle van de weergave in het instrumentenpaneel. Pas wanneer de sleutel in het contact (= klem R) wordt gestoken mag de melding worden weergegeven. De melding wordt slechts zo lang weergegeven als een H2-alarmwaarde wordt gemeten.
Visuele controle: Controle of bij ieder van de herhaalde controles door gastoevoer bij deze sensoren de vier waarschuwings-LED's in de portieren knipperen (de LED's moeten knipperen).
Controle van de FUP-Box: Controle, of het tanken nog geblokkeerd is. Als het tanken geblokkeerd is moet de stroomkring onderbroken zijn (De voordien brandende LED ”SS” moet doven). Een tankblokkering kan worden herkend aan het feit dat de LED's ”BEV_F” en ”BEV_G” gedoofd zijn.
- Bijzonderheden en opmerkingen:
Actie: Overige bijzonderheden en opmerkingen noteren.
Controle 3: Blokkering van het starten van de motor tijdens het tanken
- Voorbereiding / benodigde hulpmiddelen:
Actie: Relevante reparatiehandleidingen printen (RA 16 00 H22 stroomkringadapter aansluiten / RA 16 00 H24 FUP-Box aansluiten)
Actie: Stroomkringadapter op het tankvulpunt aanbrengen.
- Voorbereiding van de auto:
Actie: Tankvrijgave aan auto opvragen. Hierbij moet als volgt te werk worden gegaan:
- Auto in stand klem R actief zetten.
- Druk in de waterstoftank beneden de 5,3 bar laten dalen.
Opmerking: Dit is mogelijk omdat de auto tijdens stilstand op waterstof loopt. De overdruk kan via een overeenkomstig menu in het instrumentenpaneel of in de regeleenheidfuncties worden uitgelezen.
- Controleren of het tankniveau (inhoud van de waterstoftank) minder dan 80 % (komt overeen met minder dan 7200 gram) is.
- Motor afzetten en keuzehendel in stand P zetten en handrem (EMF) inschakelen.
- Auto in een toestand brengen, waarin geen gaswaarschuwing geldt - ook niet in het storingsgeheugen is opgeslagen.
- Verifiëren dat motorafsluitkranen gesloten zijn (door de regeleenheidfuncties over de CESG op te vragen).
Opmerking: Algemeen geldt bij de CESG: Gesloten kleppen geven altijd een PWM-signaal van 0 % af.
- Verifiëren dat er geen botssignaal resp. geen opgeslagen storing bij een gedetecteerde botsing in het storingsgeheugen is opgeslagen (door de regeleenheidfuncties van de CESG op te vragen).en verifiëren dat het crashsensorsysteem (ISIS) actief is.
- Verifiëren dat er geen storing van componenten van het gaswaarschuwingssysteem in het storingsgeheugen is opgeslagen.
Opmerking: Eventueel opgeslagen storingen moeten vóór alle verdere werkzaamheden vakkundig worden verholpen. Lichte sensorstoringen mogen zo nodig worden genegeerd en gewist.
- verifiëren dat de boordnetaccu en de CE-accu's voldoende (d.w.z. minimaal 70 %) geladen zijn.
Opmerking: Lagere laadtoestanden leiden tot invoeren in het storingsgeheugen.
Actie: Tankvrijgave door het tweemaal indrukken van de tankklepschakelaar verzoeken (de klep van de tankdop moet opengaan).
Actie: Stroomkringadapter aansluiten (De auto is nu klaar om te tanken).
Opmerking: Op de FUP-Box gaat, ter bevestiging van een gesloten stroomkring de LED ”SS” branden.
Controleren van de FUP-Box: De controlelampjes vulklep gasvormig (BEV_G) en vulklep vloeibaar (BEV_F) gaan altijd branden wanneer deze kleppen geopend zijn (om de waterstoftank te vullen moeten deze kleppen open zijn - de overeenkomstige LED's ”BEV_F” en ”BEV_G” moeten gaan branden).
- Activeren van het uitschakelcriterium resp. het starten van de motor:
Actie: Motor (proberen te) starten.
- Controle van de reacties:
Controle: Controle, of als gevolg van de startpoging het tanken is afgebroken (het tanken moet zijn afgebroken). Bovendien controleren of het starten van de motor door een actieve startblokkering is verhinderd (het starten van de motor moet door een actief startblokkeringsrelais verhinderd zijn). De >status startblokkering< kan via de regeleenheidfuncties bij de CESG worden opgevraagd.
- Bijzonderheden en opmerkingen:
Actie: Overige bijzonderheden en opmerkingen noteren.
Controle 4: Criteria voor tankblokkering
- Voorbereiding / benodigde hulpmiddelen:
Actie: Relevante reparatiehandleidingen printen (RA 16 00 H22 stroomkringadapter aansluiten / RA 16 00 H24 FUP-Box aansluiten)
Actie: Stroomkringadapter op het tankvulpunt aanbrengen.
- Voorbereiding van de auto:
Actie: Tankvrijgave aan auto opvragen. Hierbij moet als volgt te werk worden gegaan:
- Auto in stand klem R actief zetten.
- Druk in de waterstoftank beneden de 5,3 bar laten dalen.
Opmerking: Dit is mogelijk omdat de auto tijdens stilstand op waterstof loopt. De overdruk kan via een overeenkomstig menu in het instrumentenpaneel of in de regeleenheidfuncties worden uitgelezen.
- Controleren of het tankniveau (inhoud van de waterstoftank) minder dan 80 % (komt overeen met minder dan 7200 gram) is.
- Motor afzetten en keuzehendel in stand P zetten en handrem (EMF) inschakelen.
- Auto in een toestand brengen, waarin geen gaswaarschuwing geldt - ook niet in het storingsgeheugen is opgeslagen.
- Verifiëren dat motorafsluitkranen gesloten zijn (door de regeleenheidfuncties over de CESG op te vragen).
Opmerking: Algemeen geldt bij de CESG: Gesloten kleppen geven altijd een PWM-signaal van 0 % af.
- Verifiëren dat er geen botssignaal resp. geen opgeslagen storing bij een gedetecteerde botsing in het storingsgeheugen is opgeslagen (door de regeleenheidfuncties van de CESG op te vragen).en verifiëren dat het crashsensorsysteem (ISIS) actief is.
- Verifiëren dat er geen storing van componenten van het gaswaarschuwingssysteem in het storingsgeheugen is opgeslagen.
Opmerking: Eventuele storingen moeten vóór alle verdere werkzaamheden vakkundig worden verholpen. Lichte sensorstoringen mogen zo nodig worden genegeerd en gewist.
- verifiëren dat de boordnetaccu en de CE-accu's voldoende (d.w.z. minimaal 70 %) geladen zijn.
Opmerking: Lagere laadtoestanden leiden tot invoeren in het storingsgeheugen.
Actie: Tankvrijgave door het tweemaal indrukken van de tankklepschakelaar verzoeken (de klep van de tankdop moet opengaan).
Actie: Stroomkringadapter aansluiten (De auto is nu klaar om te tanken).
Opmerking: Op de FUP-Box gaat, ter bevestiging van een gesloten stroomkring de LED ”SS” branden.
Controleren van de FUP-Box: De controlelampjes vulklep gasvormig (BEV_G) en vulklep vloeibaar (BEV_F) gaan altijd branden wanneer deze kleppen geopend zijn (om de waterstoftank te vullen moeten deze kleppen open zijn - de overeenkomstige LED's ”BEV_F” en ”BEV_G” moeten gaan branden).
- Activeren van de acht uitschakelcriteria:
herhaalde toepassing van de FUP-Box: in de volgende situaties worden 8 uitschakelcriteria gecontroleerd. Na iedere afzonderlijke activering van een uitschakelcriterium moet direct de bijbehorende reactie worden gecontroleerd (zie 4.). De onder 4.) genoemde reacties zijn voor ieder uitschakelcriterium geldig (uitzonderingen op deze regel worden genoemd). De verschillende uitschakelcriteria zijn:
- Druk in de tank hoger dan 5,95 bar overdruk instellen - door bediening van de tankdrukschakelaar P_Tank 1 of P_Tank 2 op de FUP-Box stijgt de druk in de tank.
Opmerking: Geen van de vier LED's op de FUP-Box mag na de bediening nog branden.
- Druk in de tank hoger dan 5,95 bar overdruk instellen - door gelijktijdige bediening van de tankdrukschakelaar P_Tank 1 of P_Tank 2 op de FUP-Box.
Opmerking: Geen van de vier LED's op de FUP-Box mag na de bediening nog branden.
- Contact inschakelen (d.w.z. klem 15 aan) en vervolgens de handrem (EMF) vrijzetten.
- Keuzehendel niet meer in stand P zetten resp. uit de stand P in stand N zetten.
Opmerking: Geen van de vier LED's op de FUP-Box mag 20 seconden na activering van het uitschakelcriterium nog branden.
- Overloopbeveiliging inschakelen - door bediening van de schakelaar L_Stop1 of L_Stop2 op de FUP-Box.
opmerking: Geen van de vier LED's op de FUP-Box mag 20 seconden na activering van het uitschakelcriterium nog branden.
Overloopbeveiliging inschakelen - door gelijktijdige bediening van de schakelaar L_Stop1 en L_Stop2 op de FUP-Box.
Opmerking: Geen van de vier LED's op de FUP-Box mag 20 seconden na activering van het uitschakelcriterium nog branden.
- Tankdruk lager dan 0,9 bar instellen door toevoer van lucht in de tank. Dit gebeurt door gelijktijdige bediening van de tankdrukschakelaar P_Tank 1 en P_Tank 2 aan de FUP-Box.
Opmerking: Geen van de vier LED's op de FUP-Box mag na de bediening nog branden.
- Simuleren van een gedetecteerde botsing - door de schakelaar SBK op de FUP-Box in stand 1 te zetten (De >inputwaarde crashsensor< kan via de regeleenheidfuncties voor de CESG worden opgevraagd).
- Beëindiging door het wegnemen van het tankvrijgavesignaal door het openen van de stroomlus. Opmerking: Geen van de vier LED's op de FUP-Box mag 20 seconden na activering van het uitschakelcriterium nog branden.
- Controle van de reacties - nodig na iedere activering van een uitschakelcriterium:
Actie: Na iedere controle van een uitschakelcriterium moet worden gecontroleerd of de relevante invoer in het storingsgeheugen is opgeslagen (er moeten altijd automatische invoeren in het storingsgeheugen zijn opgeslagen).
Voordat het volgende uitschakelcriterium wordt opgeroepen moeten opgeslagen storingen altijd worden gewist.
Visuele controle: Controle van de weergave in het instrumentenpaneel - een verhinderde motorstart in de stand voor waterstof moet aan de hand van een overeenkomstige weergave in het instrumentenpaneel, bijv.: ”Storing H2-systeem” herkenbaar zijn.
Visuele controle van de FUP-Box: Controle, of het tanken, en ook het starten van de motor op waterstof, nu verhinderd is. Als het tanken geblokkeerd is moet de stroomkring onderbroken zijn (dit moet worden bevestigd doordat de LED ”SS” dooft).
Opmerking: De hierboven genoemde blokkering van het tanken mag alleen optreden na het activeren van de uitschakelcriteria b), f) en g)!
- Bijzonderheden en opmerkingen:
Actie: Overige bijzonderheden en opmerkingen noteren.
Controle 5: Gaswaarschuwingssysteem in de modus >Rijden<
- Voorbereiding / benodigde hulpmiddelen:
Actie: Relevante reparatiehandleidingen printen (RA 61 35 H10 waterstofsensor in hemelbekleding / RA 61 35 H11 waterstofsensor in bagageruimte / RA 16 00 H24 FUP-Box aansluiten).
Actie: Beide H2-sensoren (interieur en kofferruimte) toegankelijk maken.
Controleren: Er moet voldoende waterstof in de tank zitten, opdat de motor op waterstof gestart kan worden.
Actie: testgas met H2-concentratie van 3,0 volumeprocent (Vol%). en sensoradapter klaarleggen.
- Bijbehorende voorbereiding van de auto:
Actie: Motor op waterstof starten.
Opmerking: In zijn algemeenheid geldt: Als de motor van de BMW Hydrogen 7 op waterstof draait, wordt dit bevestigd doordat de LED's ”MAV” en ”BEV_G” op de FUP-Box gaan branden.
Actie: Alle ruiten sluiten.
- Testgas naar H2-sensoren voeren:
Herhaalde actie: Na elkaar moeten beide H2-sensoren met testgas worden getest en wel zo lang tot het H2-alarm wordt geactiveerd. Het High-alarm moet bij 2,0 Vol% worden geactiveerd. Het testgas moet op de volgende plaatsen worden aangebracht:
- zie RA 61 35 H10 (interieur)
- zie RA 61 35 H11 (bagageruimte)
herhaalde toepassing van de FUP-Box: Na iedere activering van het alarm moet worden omgeschakeld naar rijden op benzine. De bevestiging van het rijden op benzine wordt gegeven doordat de LED's ”MAV” en ”BEV_G” op de FUP-Box doven.
- Controle van de reacties:
Visuele controle: Controle, of iedere, door de FUP-Box aangestuurde, handmatige omschakeling naar rijden op benzine zoals gewenst verloopt. Dit moet door een overeenkomstig weergave in het instrumentenpaneel, bijv.: ”Storing H2-systeem”, zichtbaar zijn.
Regeleenheidfunctie gebruiken: Controleren of als gevolg van 3.) storingen over de betreffende H2-sensor in het geheugen zijn opgeslagen.
Visuele controle: Controleren of de zijruiten bij H2-alarm in het interieur openen. De zijruiten mogen alleen opengaan wanneer de H2-sensor in het interieur gas detecteert.
Visuele controle: Controle van de weergave in het instrumentenpaneel. Pas wanneer de sleutel in het contact (= klem R) wordt gestoken mag de melding worden weergegeven. De melding wordt slechts zo lang weergegeven als een H2-alarmwaarde wordt gemeten.
Visuele controle: Controle of bij iedere uitgevoerde controle door gastoevoer bij de sensoren de vier waarschuwings-LED's in de portieren knipperen (de LED's moeten knipperen).
- Bijzonderheden en opmerkingen:
Actie: Overige bijzonderheden en opmerkingen noteren.
Controle 6: Reacties bij storingen bij het rijden op waterstof
- Voorbereiding / benodigde hulpmiddelen:
Actie: Relevante reparatiehandleidingen printen (RA 16 00 H24 FUP-Box aansluiten).
Controleren: Er moet voldoende waterstof in de tank zitten, opdat de motor op waterstof gestart kan worden.
- Bijbehorende voorbereiding van de auto:
Actie: Motor op waterstof starten.
Opmerking: Als de motor op waterstof draait, wordt dit bevestigd doordat de LED's ”MAV” en ”BEV_G” op de FUP-Box gaan branden.
- Activeren van een uitschakelcriterium:
Actie: Toevoer van lucht in de tank inschakelen - door gelijktijdig bedienen van de tankdrukschakelaar P_Tank 1 en P_Tank 2. Beide schakelaars moeten in de schakelaarstand < 0,9 bar overdruk worden gezet.
Visuele controle van de FUP-Box: Na het activeren van het uitschakelcriterium moeten de beide LED's ”MAV” en ”BEV_G” doven.
Actie: Toevoer van lucht in de tank inschakelen - door gelijktijdig bedienen van de tankdrukschakelaar P_Tank 1 en P_Tank 2. Beide schakelaars moeten in de schakelaarstand < 5.95 bar overdruk worden gezet.
Visuele controle van de FUP-Box: Na het activeren van het uitschakelcriterium moeten de beide LED's ”MAV” en ”BEV_G” doven.
- Controle van de reacties:
Visuele controle: Controle, of iedere, door de FUP-Box aangestuurde, handmatige omschakeling naar rijden op benzine zoals gewenst verloopt. Dit is te herkennen aan een overeenkomstige melding in het instrumentenpaneel.
Regeleenheidfunctie gebruiken: Controleren of als gevolg van 3.) de invoer in het storingsgeheugen ”Tanken geblokkeerd” in het storingsgeheugen is opgeslagen (de invoer in het storingsgeheugen ”Tanken geblokkeerd” moet in het storingsgeheugen worden opgeslagen).
- Bijzonderheden en opmerkingen:
Actie: Overige bijzonderheden en opmerkingen noteren.
Controle 7: Bevriezing van de koelvloeistofwarmtewisselaar
- Voorbereiding / benodigde hulpmiddelen:
Actie: Relevante reparatiehandleidingen printen (RA 16 00 H24 FUP-Box aansluiten).
Controleren: Er moet voldoende waterstof in de tank zitten, opdat de motor op waterstof gestart kan worden.
- Bijbehorende voorbereiding van de auto:
Actie: Auto op waterstof starten (overeenkomstige melding op de FUP-Box controleren).
- Activeren van de vier uitschakelcriteria:
herhaalde toepassing van de FUP-Box: In de volgende situaties worden 4 uitschakelcriteria gecontroleerd. Na iedere afzonderlijke activering van een uitschakelcriterium moet direct de bijbehorende reactie worden gecontroleerd (zie 4.). De verschillende uitschakelcriteria zijn:
- Temperatuur tank op lager dan -30 °C instellen - door bediening van de keuzeschakelaar T_WT op de FUP-Box.
- Temperatuur motorafsluitkraan lager dan -30 °C instellen - door bediening van de keuzeschakelaar T_MAV op de FUP-Box.
- Temperatuur koelvloeistoftemperatuur lager dan -30 °C instellen - door bediening van de keuzeschakelaar T_KWVL op de FUP-Box.
- Temperatuur koelvloeistofretour lager dan -30 °C instellen - door bediening van de keuzeschakelaar T_KWRL op de FUP-Box.
Visuele controle van de FUP-Box: Door activeren van één van de uitschakelcriteria moet een automatische omschakeling van rijden op waterstof naar rijden op benzine plaatsvinden. Dit wordt op de FUP-Box door het doven van de LED's ”MAV” en ”BEV_G” bevestigd.
- Controle van de reacties:
Visuele controle: Controle, of iedere, door de FUP-Box aangestuurde, handmatige omschakeling naar rijden op benzine zoals gewenst verloopt. Dit moet door een overeenkomstig weergave in het instrumentenpaneel, bijv.: ”Storing H2-systeem”, zichtbaar zijn.
Regeleenheidfunctie gebruiken: Controleren of als gevolg van 3.) storingen in het storingsgeheugen zijn opgeslagen (Er moeten storingen in het storingsgeheugen zijn opgeslagen).
- Bijzonderheden en opmerkingen:
Actie: Overige bijzonderheden en opmerkingen noteren.