Al naargelang de uitrusting kennen de stoelen de volgende verstelmogelijkheden:
De stoelmodules zijn in de kofferruimte gemonteerd.
De stoelmodules zijn via de CAN-bus met de auto gekoppeld.
De regeleenheid bedieningscentrum tunnelconsole achterin heeft de volgende functies:
De regeleenheid bedieningscentrum tunnelconsole achterin is ondergebracht in de middelste armleuning achter
Al naargelang de uitrusting zijn er verschillende schakelaarblokken gemonteerd.
De schakelaarblokken zijn via bandkabels met het bedieningscentrum tunnelconsole achter (BZMF) verbonden.
Bij de uitrusting stoelmemory zijn servomotoren met Hall-sensoren gemonteerd.
De stoelen worden door het bedienen van de betreffende schakelaar versteld.
Bij de comfortachterbank wordt de verstelling van de bovenkant van de leuning als functie van de rugleuningverstelling nageregeld.
Bij de optie Veiligheidspakket achter worden de hoofdsteunen automatisch omhooggeschoven als het volgende wordt gedetecteerd
Als er geen stoelbezetting meer wordt gedetecteerd of als klem R uitgeschakeld wordt, worden de hoofdsteunen weer naar beneden geschoven.
Programmering
De programmering van stoelstanden is pas vanaf klem R mogelijk.
Opslaan van een stoelstand:
Opvragen
Door het indrukken van de gewenste standentoets worden de aandrijvingen in de betreffende stand gezet.
De passagiersstoel kan vanaf de achterbank worden afgesteld:
Als binnen 10 seconden geen verstelling wordt uitgevoerd, schakelt de verstelling terug naar de achterbank.
De veiligheidsschakelaar voor het raambedieningsmechanisme verhindert tegelijkertijd ook het verstellen van de achterbank.