Instrumentenverlichting
De dashboardverlichting dient voor het verlichten van het instrumentenpaneel en van de bedieningsschakelaars.
Beknopte beschrijving van het onderdeel
Lichtschakelaar
De lichtschakelaar bestaat uit
- draaischakelaar voor stadslicht en dimlicht (en de optie automatische dimlichtregeling),
- twee toetsen voor mistlampen en mistachterlicht,
- potentiometer voor de dimmer van de dashboardverlichting en
- potentiometer voor de handmatige koplampverstelling bij halogeenkoplampen
|
S_SL
|
S_AL
|
Schakelaarstand Licht UIT
|
1
|
1
|
Schakelaarstand Stadslicht
|
0
|
1
|
Schakelaarstand Dimlicht
|
0
|
0
|
Schakelaarstand Automatische dimlichtregeling
|
1
|
0
|
Spanningsvoorziening: De schakelaar wordt door de lichtmodule van 5 volt voorzien.
Bij een niet goed functionerende spanningsvoorziening blijft het licht IN:Het licht wordt automatisch ingeschakeld als
- de leidingen naar en van de lichtschakelaar losgekoppeld zijn of
- aan massa liggen of
- aan 12 V liggen.
- Om veiligheidsredenen kan de lichtschakelaar alleen maar in de UIT-stand worden gezet als aan beide schakelaaruitgangen naar de lichtmodule 5 V ligt. Als door kortsluiting één keer 5 V en één keer 12 V aanligt, kan het licht niet worden UITgeschakeld: Dimlicht en automatische dimlichtregeling blijven IN.
Lichtmodule
De verlichtingsmodule regelt en controleert de verlichting van de auto. Informatie wordt via de databus K-CAN SYSTEEM ontvangen en doorgegeven.
Bij de optie xenon-koplampen worden de storingen van de xenon-koplampen in de lichtmodule verwerkt.
Noodbedrijfeigenschappen van de lichtmodule: De lichtmodule wordt langs twee wegen vanaf klem 30 van spanning voorzien.
Bij het uitvallen van een klem 30 worden aangestuurd:
- verlichting vóór: dimlicht en stadslicht (aan elke kant).
- verlichting achter: aan de ene kant worden het stadslicht/de remlichten buiten aangestuurd (parkeerlicht). Aan de andere kant worden de achterlichten binnen aangestuurd. De auto is derhalve nog steeds aan beide zijden verlicht. Verwisseling met een éénsporig voertuig (motorfiets) is uitgesloten.
- Remlicht: Eén kant van de remlichten wordt met normaal vermogen aangestuurd (EU-codering). Daarmee ”éénsporig” remmen alsof bijv. een remlicht zou zijn uitgevallen.
Bij het uitvallen van de processor wordt op noodbedrijf overgeschakeld. Het noodbedrijf is als hardware volledig onafhankelijk van de lichtmodule. Noodbedrijfeigenschappen bij het uitvallen van de processor:
- Autoverlichting: Bij klem 15 IN worden ingeschakeld: vóór het dimlicht en achter de stadslicht-/remlichtlampen links en rechts buiten (parkeerlicht). De stadslicht-/remlichtlampen links en rechts buiten worden niet zoals normaal tot 10 % van hun helderheid gedimd maar met vol vermogen aangestuurd. Daarmee is de autoverlichting gewaarborgd, onafhankelijk van de stand van de lichtschakelaar.
- Remlicht: Bij klem 15 IN worden de remlichten links en rechts ingeschakeld als de remlichtschakelaar bediend wordt (via een fysieke directe leiding van de remlichtschakelaar naar de lamp-drivers).
Ontbrekende functies bij uitvallen van de processor:
- Geen richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten, geen grootlicht, geen lichtsignaal, geen mistlampen, geen mistachterlicht, geen hooggeplaatst remlicht
- Geen communicatie via K-CAN SYSTEEM
- Geen communicatie met de trekhaakmodule
Belangrijkste functies
Helderheidsregeling van de dashboardverlichting
De lichtmoduul levert de spanning voor de dashboardverlichting.
Afhankelijk van de volgende factoren:
- de potentiometerstand in de lichtschakelaar
- de basishelderheid, gemeten in het instrumentenpaneel
De gegevensuitwisseling tussen het instrumentenpaneel en de lichtmoduul gebeurt via de K-CAN
De uitgang op de lichtmoduul voor klem 58g is beveiligd tegen kortsluitingen.
De uitgangsspanning is pulsbreedtegemoduleerd.