Knipperen, waarschuwingsknipperlicht
Het richtingsknipperlicht wordt altijd door de bestuurder ingeschakeld.
Het waarschuwingsknipperlicht wordt ook elektronisch ingeschakeld: Door de DWA (diefstalbeveiligingsinstallatie), b.v. of door het ISIS (intelligent veiligheidsintegratiesysteem).
- Het richtingsknipperlicht gaat boven het waarschuwingsknipperlicht: Vanaf klem R IN kan geknipperd worden, ook als de waarschuwingsknipperlichtinstallatie ingeschakeld is.
- Het weer uitschakelen wordt elektronisch door de lichtmodule aangestuurd na de ontvangst van een bepaald stuurwielhoeksignaal.
Beknopte beschrijving van het onderdeel
Richtingaanwijzer-dimlichtschakelaar
De stuurkolomschakelaar links van het stuurwiel schakelt de functies
- aanwijzen rijrichting (knipperen door aantippen of continu knipperen links resp. rechts) bij klem R IN,
- Parkeerlicht links of rechts: Bij klem R UIT de schakelaar over het drukpunt heen drukken net als bij continu knipperen.
- Grootlicht en lichtsignaal.
De stuurkolomschakelaar vergrendelt niet meer in de schakelaarstanden. De functies worden geactiveerd door
- aantippen van de schakelaar naar voren resp. naar achteren: grootlicht en dimlicht
- aantippen van de schakelaar naar rechts of links: knipperen door aantippen
- Over het drukpunt heen drukken: continu knipperen
Als de bestuurder de stuurkolomschakelaar bedient, wordt
- een bericht naar de lichtmodule gestuurd. signaalweg: SZL (schakelcentrum stuurkolom) ->
databus BYTEFLIGHT -> SIM (veiligheidsinformatiemodule) ->
databus BYTEFLIGHT -> ZGM (centrale gateway-module) ->
databus K-CAN SYSTEEM -> LM (lichtmodule).
- Tegelijkertijd verwerkt de lichtmodule een direct
signaal van de stuurkolomschakelaar. Dit signaal wordt via een eigen leiding getransporteerd. Derhalve is het signaal onafhankelijk van de databus K-CAN SYSTEEM.
Functiebeperkingen bij het uitvallen van de databussen:
- Grootlicht en lichtsignaal functioneren alleen nog als de stuurkolomschakelaar wordt vastgehouden.
- De richtingaanwijzer functioneert alleen nog als de stuurkolomschakelaar wordt vastgehouden. geen continu knipperen, geen automatisch uitschakelen
- Geen waarschuwingsknipperlicht bij een ongeluk en bij het inschakelen van de diefstalbeveiligingsinstallatie.
Schakelaar waarschuwingsknipperlichtinstallatie
Door het indrukken van de waarschuwingsknipperlichttoets wordt de waarschuwingsknipperlichtinstallatie ingeschakeld. De waarschuwingsknipperlichttoets knippert mee.
Als het waarschuwingsknipperlicht elektronisch door de DWA diefstalbeveiligingsinstallatie ingeschakeld wordt, knippert de waarschuwingsknipperlichttoets niet mee.
Lichtmodule
De lichtmodule regelt en controleert de verlichting van de auto. Informatie wordt via de databus K-CAN SYSTEEM ontvangen en doorgegeven.
Bij de optie xenon-koplampen worden de storingen van de xenon-koplampen in de lichtmodule verwerkt.
Noodbedrijfeigenschappen van de lichtmodule: De lichtmodule wordt langs twee wegen vanaf klem 30 van spanning voorzien.
Bij het uitvallen van een klem 30 worden aangestuurd:
- verlichting vóór: dimlicht en parkeerlicht (aan elke kant).
- verlichting achter: Aan de ene kant worden het stadslicht/de remlichten buiten aangestuurd (parkeerlicht). Aan de andere kant worden de achterlichten binnen aangestuurd. De auto is derhalve nog steeds aan beide zijden verlicht. Verwisseling met een éénsporig voertuig (motorfiets) is uitgesloten.
- Remlicht: Eén kant van de remlichten wordt met normaal vermogen aangestuurd (EU-codering). Daarmee ”éénsporig” remmen alsof bijv. een remlicht zou zijn uitgevallen.
Bij het uitvallen van de processor wordt op noodbedrijf overgeschakeld. Het noodbedrijf is als hardware volledig onafhankelijk van de lichtmodule. Noodbedrijfeigenschappen bij het uitvallen van de processor:
- Autoverlichting: Bij klem 15 IN worden ingeschakeld: vóór het dimlicht en achter de stadslicht-/remlichtlampen links en rechts buiten (parkeerlicht). De stadslicht-/remlichtlampen links en rechts buiten worden niet, zoals normaal, tot 10 % van hun helderheid gedimd maar met vol vermogen aangestuurd. Daarmee is de autoverlichting gewaarborgd, onafhankelijk van de stand van de lichtschakelaar.
- Remlicht: Bij klem 15 IN worden de remlichten links en rechts ingeschakeld als de remlichtschakelaar bediend wordt (via een fysieke directe leiding van de remlichtschakelaar naar de lamp-drivers).
Ontbrekende functies bij uitvallen van de processor:
- Geen richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten, geen grootlicht, geen lichtsignaal, geen mistlampen, geen mistachterlicht, geen hooggeplaatst remlicht
- Geen communicatie via K-CAN SYSTEEM
- Geen communicatie met de trekhaakmodule
SZL schakelcentrum stuurkolom
De regeleenheid SZL (schakelcentrum stuurkolom) registreert de signalen van schakelaars en sensoren op het stuurwiel en de stuurkolom. Het dient bovendien voor de aansturing van alle componenten in het stuurwiel en de stuurkolom. Informatie wordt via de databus BYTEFLIGHT ontvangen en doorgegeven.
Knipperlichten vóór
De knipperlichten vóór zijn gloeidraadlampen. De lampen worden door de lichtmodule bewaakt.
Knipperlichten achter
De knipperlichten achter zijn gloeidraadlampen. De lampen worden door de lichtmodule bewaakt.
Extra knipperlicht links en rechts
De extra knipperlichten links en rechts zijn gloeidraadlampen. De lampen worden door de lichtmodule bewaakt.
Controlelampjes en geluidssignaalrelais voor de knipperfunctie
De controlelampjes en het geluidssignaalrelais voor de knipperfunctie zijn in het combi-instrument aangebracht.
Controlelampjes voor de waarschuwingsknipperlichtfunctie
Het controlelampje voor de waarschuwingsknipperfunctie bevindt zich in de toets voor het inschakelen van de waarschuwingsknipperlichtinstallatie. Het controlelampje dient tegelijkertijd als zoekverlichting. Het controlelampje wordt niet ingeschakeld als de waarschuwingsknipperlichtfunctie door de diefstalbeveiligingsinstallatie is ingeschakeld.
Belangrijkste functies
Knipperen
Voor het aangeven van de rijrichting bestaan er twee knipperfuncties:
- Knipperen door aantippen De richtingaanwijzer-dimlichtschakelaar wordt tot het drukpunt bediend. De knipperlichten worden een aantal keren aangestuurd. Hoe vaak de knipperlichten worden aangestuurd, hangt van de codering af. Een al lopende knippercyclus wordt in ieder geval afgesloten. Knipperen door aantippen kan bijvoorbeeld worden toegepast bij het veranderen van rijbaan.
- Continu knipperen Als de richtingaanwijzer-dimlichtschakelaar door het drukpuntheen gedrukt wordt, worden de knipperlicht met de functie ”Continu knipperen” aangestuurd. Continu knipperen wordt door een stuurhoeksignaal automatisch beëindigd.
Als een knipperlicht aan de auto of aanhangwagen defect is, wordt de knipperfrequentie verdubbeld.
Waarschuwingsknipperlicht bij een ongeluk
Als het ISIS (intelligent veiligheidsintegratiesysteem) een botsing signaleert, wordt de waarschuwingsknipperlichtinstallatie ingeschakeld (afhankelijk van de codering). De waarschuwingsknipperfunctie kan met de waarschuwingsknippertoets weer uitgeschakeld worden.
Waarschuwingsknipperlichten bij een ongeluk
De knipperlichten worden ook door de diefstalbeveiligingsinstallatie aangestuurd (afhankelijk van de codering).
- Eenmaal knipperen van de knipperlichten: diefstalbeveiligingsinstallatie is geactiveerd
- Continu knipperen van alle knipperlichten: alarmsignaal
Exportuitvoering
VS
geen