Detectie van onregelmatig draaien en inhouden van de motor

 

Voor het opsporen van storingen worden de waarden voor het gelijkmatig draaien van de motor per cilinder aangegeven.

De motor moet minstens 3 minuten stationair draaien, zodat de juiste waarden worden ingesteld. De evaluatie van de draaistabiliteit bij stationair toerental functioneert alleen bij stationair toerental (koud of warm). Door evaluatie van de krukasversnelling, gemeten op de krukassensor kan het terugsluizen op de verbrandingskwaliteit van de afzonderlijke cilinders worden bepaald. Er kan zeer goed een afzonderlijke slecht verbrandende cilinder worden herkend.

Toevallige schommelingen van de afzonderlijke cilinders worden uitsluitend door nauwkeurige waarneming van de waarde herkend. Bij een in theorie gelijkmatig verbrandende motor zijn de waarden van alle cilinders nul.

Verschillende oorzaken kunnen tot verhoogde waarden voor het regelmatig draaien leiden (b.v. overslaan, valse lucht, afwijkingen mengselsamenstelling, storingen aan het brandstofsysteem en te lage compressie). Hierdoor kunnen geen exact ingreepgrenzen worden aangegeven.

Met behulp van de hall-impulsgever aan de getande schijf wordt de draaisnelheid (toerental) van de motor gemeten. Naast de registratie van het toerental heeft hier ook de bewaking van de draaistabiliteit (vaststellen van haperingen) plaats.

Voor het detecteren van het overslaan wordt de impulstandkrans binnen in de regeleenheid, overeenkomstig de ontstekingsafstand bij 6-cilindermotoren 3 ontstekingen per krukasomwenteling in drie segmenten onderverdeeld, bij de 4-cilindermotoren 2 ontstekingen in twee segmenten verdeeld. In de regeleenheid wordt de periodeduur van de afzonderlijke segmenten van de getande schijf gemeten en statisch geanalyseerd. Voor elk punt in de karakteristiek zijn de maximaal toegestane stabiliteitswaarden als functie van toerental, belasting en motortemperatuur opgeslagen.

Bij het overschrijden van deze waarden bij een bepaald aantal verbrandingen worden de als niet-correct zijnde gedetecteerde cilinders in het storingsgeheugen opgeslagen.