Instrumentenfuncties
Bij de instrumentenfuncties zijn in de verschillende displaybereiken de volgende functies beschikbaar:
wijzerdisplaygebied
- instrumentenpaneel voeding
- snelheidsaanduiding
- toerenteller
- dimmen wijzerbereik
- displayverwarming
- fasen snelheidsregeling
- actieve snelheidsregeling
instrumentendisplays
- brandstofmeter
- kilometerteller en dagteller
- dimmen displaybereik
- brandstofverbruiksmeter
- klok
- buitentemperatuur
- navigatieweergave
- Check Control display
- ACC Adaptive Cruise Control display
- displayverwarming
- display transmissieprogramma
Waarschuwings- en controledisplays
- Variabele controlelampen
- Airbagcontrolelamp
- Gordelwaarschuwing
- CHECK ENGINE
- Antiblokkeersysteem
- Algemene waarschuwingslamp remsysteem
- Remwaarschuwing
- Waarschuwingslamp Dynamische Stabilitäts Control
- Parkeerremcontrole
- Controlelampen knipperlichten
- Grootlicht-verklikkerlamp
- Dimlicht-verklikkerlamp
- Mistlamp-verklikkerlicht
- Mistachterlicht-verklikkerlicht
- Remwaarschuwingslicht
Akoestische meldingen
- Akoestische sensor (extern)
Boordcomputerfuncties
- Boordcomputer display
- Boordcomputer schakelaar links en rechts
Beknopte beschrijving van het onderdeel
CAS Car Access System
Het Car Access System (CAS) bevat de functies voor de radiografische afstandsbediening, het start-/contactslot, de klemmenregeling en de wegrijbeveiliging. Bovendien is hij de Gatewaymodule tussen de databussen K-CAN SYSTEM en K-CAN PERIPHERIE.
ZGM Centrale Gatewaymodule
De ZGM centrale gatewaymodule verbindt de databussen BYTEFLIGHT; K-CAN SYSTEM; PT-CAN en de DIAGNOSEBUS.
Databus K-CAN SYSTEM
De databus K-CAN SYSTEM is de dataverbinding tussen het instrumentenpaneel en de regeleenheden in het chassis-, aandrijvings- en carrosseriebereik. De informatie-uitwisseling vindt plaats via datatelegrammen.
MOST-bus
De MOST-bus is de dataverbinding tussen de regeleenheden in het communicatiebereik (navigatiesysteem, ASK Audio System Kontroller, SVS spraakgestuurd systeem, CD Control Display). De informatie-uitwisseling vindt plaats via datatelegrammen.
LM lichtmodule
De lichtmodule regelt en controleert de verlichting van de auto. Informatie wordt via de databus K-CAN SYSTEM ontvangen en doorgegeven.
TM portiermodule
De portiermodules registreren de signalen van de schakelaars en de sensoren in de portieren en sturen de stelmotoren in de portieren aan. Informatie wordt via de databus K-CAN PERIPHERIE ontvangen en doorgegeven.
PM powermodule
De PM powermodule controleert de ladingstoestand van de accu en het ruststroomverbruik van de auto. Ook de vergrendeling van de achterklep wordt door de Powermodule geregeld. Informatie wordt via de databus K-CAN PERIPHERIE ontvangen en doorgegeven.
SZL schakelcentrum stuurkolom
Het SZL schakelcentrum stuurkolom registreert de signalen van de schakelaars en sensoren in het stuurwiel en de stuurkolom. Het dient bovendien voor de aansturing van alle componenten in het stuurwiel en de stuurkolom. Informatie wordt via de databus BYTEFLIGHT ontvangen en doorgegeven.
Controller
De Controller is het bedieningsgedeelte voor de boordcomputer. De Controller bevindt zich voor in de middelste armleuning.
Instrumentenpaneel
Het instrumentenpaneel wordt verschillende afzetgebieden gefabriceerd in meerdere hardwarevarianten en als enige component met verschillende displays in het dashboard ingebouwd.
In het instrumentenpaneel zijn de volgende displays ondergebracht:
- LC-display:alle weergaven en meldingen (bijvoorbeeld die van de boordcomputer) worden weergegeven in het in zes displaygebieden onderverdeelde LC-display.
- Wijzerinstrumenten:snelheid en motortoerental worden weergegeven door wijzerinstrumenten, die zich boven een LC-display bewegen. De wijzers worden aangedreven door stappenmotoren.
- Vaste controlelampen: de wettelijk voorgeschreven weergaven worden uitgevoerd door op een vaste plaats geïnstalleerde, genormeerde controle- en waarschuwingslampen.
De controle- en waarschuwingslampen en de achtergrondverlichting van het LC-display zijn uitgevoerd als enkel- of meervoudige, niet verwisselbare lichtdioden.
Een ingebouwde displayverwarming waarborgt ook bij lage temperaturen dat de instrumenten goed kunnen worden afgelezen. De displayverwarming wordt ingeschakeld bij displaytemperaturen < 10°C eingeschaltet. Het inschakelsignaal wordt bij geopend bestuurderspaneel door het CAS via de databus K-CAN SYSTEM naar het instrumentenpaneel gestuurd.
In het instrumentenpaneel zijn een voor het omzetten van de in- en uitgangssignalen benodigde regeleenheid en twee computers geïntegreerd.
- Een van de computers is voor het display en de verlichting alsmede de boordcomputer- en Check Control-functies.
- De andere computer is voor de aansturing van de wijzerinstrumenten en de vast geïnstalleerde controle- en waarschuwingslampen.
Het instrumentenpaneel is via de databus K-CAN SYSTEM en de MOST verbonden met het boordnet. Informatie/opdrachten aan en van het instrumentenpaneel worden als datatelegrammen overgebracht.
Via traditionele kabels wordt informatie overgebracht van:
- buitentemperatuursensor
- sproeiwatersensor
- koelvloeistofniveausensor
- tanksensor
Belangrijkste functies
Displaybereiken van het instrumentenpaneel
Displaybereik 1: LC-display
Displaybereik 1, binnen het snelheidsdisplay
In dit displaybereik kan inhoud als tekst en afbeeldingen worden weergegeven:
- snelheidslimiet: ter voorkoming van te hard rijden (bijvoorbeeld als winterbanden zijn aangebracht) kan via de boordcomputer een snelheidslimiet worden ingesteld.
De ingestelde limiet wordt door een licht cirkelsegment, dat bij de limiet begint en bij het schaaleinde eindigt, weergegeven. Bij overschrijding van de limiet klinks een akoestisch signaal.
- Fasentempomaat: via de fasentempomaat kunnen maximaal zes snelheidsmarkeringen als kogelvormige markeringen worden opgeslagen en opgeroepen. Vaak benodigde waarden, zoals bijvoorbeeld 50 km/h, kunnen door het indrukken van een schakelaar worden geselecteerd, zonder de snelheid van tevoren precies te moeten gaan rijden.
Bij actieve snelheidsregeling markeert een lichte pijl de snelheid die op dat moment wordt geregeld. Indien de functie door bijvoorbeeld remmen werd gedeactiveerd, wordt de snelheidsmarkering, waarop tijdens een rit het laatst werd geregeld, gemarkeerd door een donkere pijl.
- Diagnose-/testfunctie:met de terugstelschakelaar voor de dagteller in de linkerbovenhoek van het instrumentenpaneel kunnen in het displaybereik binnen het snelheidsdisplay in totaal 21 testfuncties worden geselecteerd. De inhoud van de geselecteerde testfunctie wordt in het displaybereik binnen het toerentaldisplay weergegeven.
- CBS Condition Based Service reset:met de terugstelschakelaar voor de dagteller in de linkerbovenhoek van het kunnen in het displaybereik binnen het snelheidsdisplay in totaal de CBS resetfuncties worden geselecteerd. De inhoud van de geselecteerde functie wordt in het binnen het toerentaldisplay weergegeven.
Displaybereik 2, binnen het toerentaldisplay
In dit displaybereik kan inhoud als tekst en afbeeldingen worden weergegeven:
- Variabel toerental-voorwaarschuwingsgebied: aanvullend op het vaste toerental-voorwaarschuwingsgebied (rood, gearceerd) en het vaste toerentalwaarschuwingsveld (rood, doorlopend) kan onder deze markeringen een variabel toerental-voorwaarschuwingsgebied worden weergegeven.
Daardoor wordt afhankelijk van de bedrijfstoestand van de auto een aanbeveling voor het maximale toerental weergegeven, die bij bedrijfswarme motor dooft.
- Navigatiedisplay: als navigatieweergaven worden de Guidance-aanwijzing (ronde pijl), de volgende kruising en de afstand tot de volgende kruising weergegeven.
Tot aan het volgende afbuigpunt wordt afstand daar naartoe numeriek weergegeven. Daarna wordt de afstand via een staafdiagram weergegeven. De staaf wordt tot het afbuigen voortdurend korter.
Het naviagatiesysteem bepaalt of de afstand tot het volgende afbuigpunt numeriek of grafisch wordt weergegeven.
De gegevens worden door het navigatiesysteem als telegram via de MOST-bus naar het instrumentenpaneel doorgezonden.
Displaybereik 3, onder het snelheidsdisplay
In dit displaybereik kan inhoud als tekst en afbeeldingen worden weergegeven:
- SBA Service-intervalmelding: indien geen meldingen van SBA Service-intervalmelding aanwezig zijn, worden hier afhankelijk van de instelling de tankweergave of de actieradius weergegeven.
- BC boordcomputerdisplay: door indrukken van de schakelaar BC-boordcomputer op de FAS richtingaanwijzer- en dimlichtschakelaar kan worden omgeschakeld tussen de BC-weergaven.
Displaybereik 4, onder het toerentaldisplay
In dit displaybereik worden zowel BC- als CC-tekstberichten weergegeven. BC-tekstberichten worden overschreven door CC-tekstberichten.
De meeste tekstberichten worden aangevuld door het weergeven van een bij de melding passend symbool in het variabele weergave- en waarschuwingsveld (displaybereik 5).
Displaybereik 5, variabel weergave- en waarschuwingsveld
Dit bereik dient als variabel weergave- en waarschuwingsveld. Hier kan inhoud als tekst of afbeelding worden weergegeven:
- Waarschuwingssymbool CC Check Control: elk CC-tekstbericht in displaybereik 4 heeft een bijbehorend symbool, dat binnen dit bereik in rood of geel wordt weergegeven.
Indien geen CC-meldingen aanwezig zijn, worden permanent de buitentemperatuur en de tijd weergegeven.
- Buitentemperatuur: de weergaveschaal is 0,5°C. Bij temperaturen lager dan +3°C volgt een melding met akoestische waarschuwing.
De weergegeven buitentemperatuur is de door het instrumentenpaneel berekende waarde, rekening houdend met koelmiddeltemperatuur en rijsnelheid.
- Tijd: de in het instrumentenpaneel geïntegreerde kwartsklok kan via de Controller in het Control Display handmatig worden ingesteld.
Bij auto's met navigatiesysteem wordt de eenmaal handmatig ingestelde tijd in het minutenbereik gecorrigeerd op basis van de door het navigatiesysteem ontvangen wereldtijd UTC (United Time Coordinated).
Omdat alleen een afwijking van de minuteninstelling van ±2,5 minuut van de werkelijke tijd door het navigatiesysteem wordt gecorrigeerd, moet de uurweergave handmatig worden ingesteld.
Een handmatig buiten het correctiebereik ingestelde klok loopt als normale kwartsklok.
Het instrumentenpaneel is voor alle andere regeleenheden de tijdmaster. De tijdinformatie wordt de andere regeleenheden als telegram via de databus K-CAN SYSTEM ter beschikking gesteld.
Tijd en buitentemperatuur worden vanaf klem R AAN weergegeven.
Displaybereik 6, versnellingsdisplay
In Steptronic-modus wordt de door de transmissie ingeschakelde versnelling (M1 tot M6) in dit displaybereik weergegeven.
In rijprogrammafase D en geactiveerd S-programma wordt hier S weergegeven.
Displaybereik 2, wijzerinstrument: snelheidsweergave
De schaalverdeling van de tachometer en de schaalopschriften worden weergegeven op de vast ingedeelde getallenring.
De wijzer wordt aangedreven door een stappenmotor.
De weergegeven snelheid wordt afgeleid uit een door een sensor aan het linkerachterwiel opgenomen en naar de DSC-regeleenheid doorgestuurd signaal. Het door de DSC-regeleenheid bewerkte signaal (wegsignaal) wordt als telegram via de PT-CAN naar de ZGM verstuurd en via de K-CAN SYSTEM doorgestuurd naar het instrumentenpaneel.
Displaybereik 3, wijzerinstrument: Toerenteller
De schaalverdeling van de toerentalweergave en de schaalopschriften worden weergegeven op de vast ingedeelde schaalring.
Op de schaalring bevinden zich eveneens een opgedrukt toerental-voorwaarschuwingsveld (rood gearceerd) en een daarop aansluitend toerental-waarschuwingsveld (doorlopend rood).
De wijzer wordt aangedreven door een stappenmotor.
Het toerentalsignaal wordt door de DME via de PT-CAN naar de ZGM gestuurd en via de K-CAN SYSTEM doorgestuurd naar het instrumentenpaneel.
Displaybereik 4:controle- en waarschuwingslampen:
De controle- en waarschuwingslampen hebben een vast plaats tussen en naast de wijzerinstrumenten. De symbolen worden voor het weergeven van achteren belicht door gekleurde en meerkleurige lichtdioden.
Daardoor kunnen symbolen, overeenkomstig hun belangrijkheid, in de kleuren rood, geel, groen of blauw worden weergegeven.
De wettelijk voorgeschreven en genormeerde controle- en waarschuwingslampen zijn:
- Richtingaanwijzers
- Grootlicht
- Gordelwaarschuwing
- Airbag
- Algemene remwaarschuwing
- Mistachterlichten, mistlichten
- OBD II Check Engine (MIL)
Bovendien bevinden zich in dit bereik de controle- en waarschuwingslampen voor:
- DSC dynamische stabiliteitscontrole
- Programmadisplay van de automatische transmissie
Programmaweergave van de automatische transmissie: de pijlen naast de programmaweergave (fasen transmissieprogramma P, N, D, R) geven de telkens mogelijk bewegingsrichting van de transmissiekeuzehendel aan de stuurkolom aan.
De programmaweergave blijft geactiveerd
- gedurende 10 seconden na uitnemen van de afstandsbediening (naloopfunctie) e n
- tot 30 minuten bij uitgeschakelde motor (klem 15 UIT) en ingeschakelde keuzestand N.
De 30-minuten-aanduiding is een aanwijzing dat bij het uitschakelen van de auto keuzestand P niet werd ingeschakeld. Na afloop van de 30 minuten wordt automatisch de parkeerblokkering geactiveerd.
De volledige aansturing van de programma- en versnellingsaanduiding wordt uitgevoerd door de EGS-regeleenheid.
De overige controle- en waarschuwingsinformatie vindt plaats door middel van een overeenkomstige symboolafbeelding in het variabele waarschuwingsveld.
Predrive Check:De Predrive Check dient ter controle van de interne functies van het instrumentenpaneel en ter bewaking van de Alive-signalen van alle regeleenheden die een CC-melding kunnen uitgeven.
- Alle vaste controlelampen worden kort na klem 15 AAN synchroon ingeschakeld. Uitzondering: Airbag wordt al vanaf klem R ingeschakeld.
- Controlelampen die rood en geel kunnen branden (parkeerrem en remwaarschuwing), branden eerst geel en worden na ca. twee seconden op rood omgeschakeld.
De gehele Predrive Check duurt minstens vier seconden.
Gedurende de Predrive Check wordt het Alive-signaal van alle regeleenheden, die een CC-melding kunnen uitgeven, gecontroleerd.
Na afloop van een foutloze Predrive Check worden alle controlelampen tegelijkertijd uitgeschakeld.
Indien tijdens de Predrive Check fouten optreden, wordt de Check van de betreffende systemen onderbroken.
De betreffende controlelampen blijven branden en de Check Control geeft de bijbehorende melding uit.
Verlichting en dimmen
Verlichting:De achtergrondverlichting van de displays en de verlichting van wijzers en schaalringen vindt plaats via lichtdioden in BWM-oranje.
De achtergrondverlichting in de afzonderlijke displaybereiken brandt alleen, als er in het betreffende bereik een weergave aanwezig is. Uitzondering: ingestelde snelheidslimiet. Er worden altijd twee naast elkaar liggende displaybereiken tegelijkertijd verlicht.
Wijzers en schaalringen worden alleen bij ingeschakelde normale verlichting verlicht en dienen daardoor tevens als functieweergave voor ”verlichting AAN”.
Dimmen: de lichtintensiteit van de LC-display en alle controle- en waarschuwingslampen wordt met behulp van een fototransistor aangepast aan de geldende lichtomstandigheden.
De contrastinstelling van het LC-display vindt automatisch plaats, afhankelijk van de LCD-temperatuur en de bedrijfstijd.
De contrastspanning wordt met gebruik van een NTC-weerstand in het LC-display door de elektronica in het instrumentenpaneel aangepast.
Het signaal voor de lichtintensiteit wordt in het instrumentenpaneel berekend uit de waarden van de fototransistor en van de potentiometer van de dimmer (stand van de dimmerknop). Dit signaal voor de lichtintensiteit wordt via de K-CAN-bus ter beschikking gesteld aan de overige regeleenheden (”dimmermaster”-functie).
Om rekening te kunnen houden met de tijdafhankelijke veroudering, worden stand- en bedrijfstijd van het instrumentenpaneel vastgesteld door een ingebouwde tijdteller. Afhankelijk van de toenemende bedrijfstijd (toenemende veroudering) wordt de contrastspanning automatisch aangepast.
Akoestisch knipperlichtsignaal
Voor het laten horen van een akoestisch signaal bij ingeschakelde knipperlichten is in het instrumentenpaneel een luidspreker geïntegreerd. De hoorbare signalen worden gegenereerd door een ingebouwde sound-generator.
Alle overige akoestische signalen worden gegenereerd door de ASK Audio-System-Controller en uitgezonden via de autoluidsprekers.
Terugstelschakelaar dagteller
Met de terugstelschakelaar voor de dagteller in de linkerbovenhoek van het instrumentenpaneel kunnen de volgende functies worden uitgevoerd:
Functies bij kort indrukken: bij uitgeschakelde ontsteking worden door kort indrukken van de terugstelschakelaar dagteller gedurende acht seconden weergegeven:
- Dagteller
- Tijd
- Buitentemperatuur
Bij opnieuw indrukken van de terugstelschakelaar dagteller binnen deze tijd wordt de weergegeven dagafstand teruggesteld.
Functies bij lang indrukken: bij uitgeschakelde ontsteking worden door langer dan twee seconden indrukken de volgende functies geactiveerd:
- het ABS-ISO-symbool wordt gedurende 2 seconden weergegeven in het variabele waarschuwingsveld (VS-markt).
- De testfuncties worden geactiveerd.
- De SBA service-intervalweergave wordt teruggesteld.
Inschakelscenario's
Klem 30:na het openen van het bestuurdersportier wordt bij geactiveerde parkeerrem de parkeerremlamp aangestuurd en de displayverwarming afhankelijk van de temperatuur geactiveerd.
Door ”kort indrukken” van de terugstelschakelaar dagteller worden de dagafstand, tijd en buitentemperatuur weergegeven. Alleen de displaybereiken binnen het snelheidsdisplay en binnen het toerentaldisplay worden verlicht.
Klem R:na klem R AAN worden in het displaybereik binnen de snelheidsdisplay de tijd en de buitentemperatuur weergegeven. Alleen dit displaybereikt wordt verlicht.
Aanwezige CC-meldingen worden in het displaybereik binnen de toerentaldisplay weergegeven.
Klem 15:vanaf klem 15 AAN wordt de Predrive Check geactiveerd. Aansluitend wordt behalve de tijd en de buitentemperatuur de programmaweergave van de automatische transmissie weergegeven.
De BC-informatie kan via de schakelaars in de FAS richtingaanwijzer- en dimlichtschakelaar worden opgeroepen.
In het displaybereik binnen het toerentaldisplay wordt de kilometerstand/dagafstand gedurende korte tijd weergegeven. In het displaybereik onder het snelheidsdisplay wordt de service-informatie weergegeven. Aansluitend wordt weer omgeschakeld naar het weergeven van de laatste informatie, bijvoorbeeld tankinhoud en verbruik.
Aanwezige CC-meldingen worden in plaats van de kilometerstand/dagafstand in het displaybereik onder het toerentaldisplay weergegeven.
Nadat de motor draait, wordt bovendien het variabele toerental-voorwaarschuwingsveld weergegeven in het displaybereik binnen het toerentaldisplay, zolang de door de DME overgebrachte toerentaldrempel onder het opgedrukte waarschuwingsveld ligt.
De markeringsring in het snelheidsdisplay wordt alleen weergegeven als de drempel voor de stappentempomaat werden ingesteld en/of de LIMIT-functie werd ingeschakeld.
De displaybereiken van het snelheids- en het toerentaldisplay worden alleen verlicht als een van de weergavefuncties actief is. Indien alleen de LIMIT-weergave actief is, worden beide displaybereiken donker geschakeld.
Opslag redundante gegevens
Bij het vervangen van het instrumentenpaneel moeten gegevens bewaard blijven om manipulatie te kunnen herkennen. Daartoe worden in het CAS Car Access System de volgende gegevens redundant (een tweede keer) opgeslagen:
- Chassisnummer
- Kilometerteller (kilometerstand)
- CBS-omvangen
Elke keer nadat klem 15 is ingeschakeld, worden deze gegevens gecontroleerd. Indien afwijkingen worden herkend, wordt in het displaybereik onder het toerentaldisplay een oranjekleurige manipulatiepunt weergegeven. Dit gebeurt in de volgende gevallen:
- Het in de beide regeleenheden opgeslagen chassisnummer is verschillend.
- In een van beide regeleenheden is geen chassisnummer opgeslagen (bijvoorbeeld nieuw onderdeel).
- De component voor het opslaan van de kilometerstand in het instrumentenpaneel is defect en de kilometerstand wordt weergegeven als 999999.
Let bij het vervangen van het instrumentenpaneel en de CAS-regeleenheid op:
inbouwen van een nieuw CAS:
- CAS specifiek voor de betreffende auto bestellen met sleutelnummer, chassisnummer en modeluitvoering.
- Na codering van de nieuwe CAS met MoDiC of DISplus (afstemming motoraansturing/CAS) kan de motor worden gestart.
- Opmerking: bij het inbouwen van een gebruikte CAS-regeleenheid kan de auto niet worden geopend en de motor niet worden gestart.
Inbouwen van een nieuw instrumentenpaneel
- Na het inschakelen van klem 15 wordt de manipulatiepunt ingesteld, omdat het chassisnummer nog niet in het instrumentenpaneel is gecodeerd.
- Met de MoDiC of DISplus de codering uitvoeren en het instrumentenpaneel toewijzen aan de auto (invoeren van het chassisnummer in het instrumentenpaneel).
- Klem 15 uit- en inschakelen. Na het opnieuw inschakelen van klem 15 worden de actuele kilometerstanden en CBS-gegevens door het CAS naar het instrumentenpaneel doorgegeven. de manipulatiepunt wordt gewist.
Als proef inbouwen van een nieuw instrumentenpaneel
- Hoewel de chassisnummers in het instrumentenpaneel en het CAS verschillend zijn resp. nog niet in het instrumentenpaneel werd opgeslagen, vindt communicatie plaats tussen het instrumentenpaneel en CAS.
- De in het werkgeheugen van het CAS opgeslagen kilometerstand bijvoorbeeld wordt doorgegeven aan het instrumentenpaneel en weergegeven.
- Bij een proefrit worden de gereden kilometers opgeteld bij de kilometerstand in het werkgeheugen en om de 10 kilometer doorgegeven aan het CAS.
- Indien tussen het uit- en inschakelen van klem 15 ten minste 24 uur is verstreken, wordt onafhankelijk van de gereden kilometers nog een afstemming uitgevoerd.
- Bij het uitbouwen van het instrumentenpaneel na een proefrit gaat de in het werkgeheugen opgeslagen kilometerstand verloren. De gegevens worden niet opgeslagen, het instrumentenpaneel wordt teruggesteld naar de uitgangstoestand.
- Opmerking: Bij een gebruikt instrumentenpaneel kan het ingevoerde chassisnummer met een kilometerstand van maximaal 254 km worden overschreven. Terugstellen van de permanent opgeslagen waarde is niet mogelijk.
Gelijktijdige vervanging van CAS en instrumentenpaneel
Vermijd het tegelijkertijd vervangen van twee nieuwe componenten, omdat de actuele kilometerstand en alle CBS-gegevens anders onherroepelijk verloren gaan.
Indien een gelijktijdige vervanging van beide regeleenheden niet kan worden vermeden, adviseren wij de volgende inbouwvolgorde:
vervanging van het instrumentenpaneel:
- codering van het chassisnummer
- klem 15 UIT en AAN (eventueel gegevensoverdracht mogelijk)
vervanging van het CAS:
- codering van het chassisnummer
- klem 15 UIT en AAN
De manipulatiepunt gaat na het opnieuw inschakelen van klem 15 uit. De communicatie tussen instrumentenpaneel en CAS voor de redundante gegevensopslag is nu gewaarborgd.
Diagnose
Het instrumentenpaneel is een systeem dat diagnoses kan uitvoeren. Diagnose en uitlezen van het storingsgeheugen in het instrumentenpaneel zijn met MoDic of DISplus mogelijk via de databus K-CAN SYSTEM. Bovendien beschikt het instrumentenpaneel over testfuncties, die in het display ervan worden uitgelezen.
Zelfdiagnose: het instrumentenpaneel voert voor het bewaken van zijn functies en het vaststellen van storingen een zelfdiagnose uit. Vastgestelde storingen worden opgeslagen indien ze drie maal als ”waar” werden herkend. Indien het storingsgeheugen volledig vol is, worden nieuwe storingen niet opgeslagen. Storingen die na 40 maal klem 15 AAN/UIT niet meer optreden, worden bij volledig vol storingsgeheugen automatisch gewist. Het storingsgeheugen kan via het diagnoseapparaat of in het displat van het instrumentenpaneel worden uitgelezen.
Testfuncties: door indrukken van de terugstelschakelaar dagteller kan het overzicht van de testfuncties in het instrumentenpaneel worden weergegeven. De weergave verschijnt in het linker displaybereik binnen het snelheidsdisplay en wordt oranjekleurig weergegeven.
Test nr.
|
Werking
|
01
|
Identificatie (instrumentenpaneel)
|
02
|
Systeemtest
|
03
|
niet aangesloten
|
04
|
Momenteel verbruik (waarden in l/100 km en l/h)
|
05
|
Actieradius en bereik momenteelwaarde
|
06
|
Tankinhoud en weergavewaarden
|
07
|
Momentele waarden voor koelmiddeltemperatuur, buitentemperatuur, fototransistor (dimmen), toerental
|
08
|
Momentele snelheid (waarde in km/h)
|
09
|
Bedrijfsspanning (boordnetspanning: waarde aan klem 30 in Volt)
|
10
|
Landcode uitlezen
|
11
|
Eenheden uitlezen (AM/PM, resp. mm.dd/dd.mm)
|
12
|
Weergaven over de aankomst (gemiddelde snelheid voor berekening van de aankomsttijd en momentele waarde aankomsttijd)
|
13
|
Activeren van akoestische signalen
|
14
|
Uitlezen van storingsbytes (zelfdiagnose)
|
15
|
Weergave van de toestanden aan de I/O-poorten
|
16
|
Test bitmap weergeven (BMW-logo)
|
17
|
Analoog-/digitaalomvormer ADC
|
18
|
PWM-waarden (verlichting/dimming)
|
19
|
Ver- en ontgrendelen van testfuncties
|
20
|
correctiefactor voor -verbruik
|
21
|
Softwarereset/RAM-reload (instrumentenpaneel)
|
Opvragen van testfuncties
- Bij klem R (radiostand) of klem 15 AAN de terugstelschakelaar dagteller langer dan vijf seconden indrukken o f
- bij uitgeschakelde klem R de terugstelschakelaar dagteller ingedrukt houden en klem R inschakelen.
Opvragen van testfuncties
- Identificatie :01
- Systeemtest :02
- (niet gebruikt) :03
- Verbruik :04
Bij elke keer kort indrukken van de terugstelschakelaar dagteller wordt het nummer van de testfunctie verhoogd.
Maximaal vier testfuncties kunnen tegelijktijd worden weergegeven.
Behalve testfuncties 1 en 2 moeten alle testfuncties worden ontgrendeld via testfunctie 19.
Starten van de geselecteerde testfunctie:terugstelschakelaar dagteller langer dan twee seconden indrukken.
Weergave van de geselecteerde testfunctie: de geselecteerde testfunctie wordt binnen het toerentaldisplay weergegeven.
Beëindigen van de testfunctie:
- klem R uitschakelen (radiostand) o f
- terugstelschakelaar dagteller langer dan zes seconden indrukken.
Opmerking: na beëindiging van de tests de testfuncties via testfunctie 19 vergrendelen.
CC Check Control
De Check Control is een meldsysteem voor storingen in de auto en dient tegelijkertijd als weergavesysteem voor bedrijfstoestanden en aanwijzingen.
- De meldteksten (max. 40 tekens) bevatten eenduidige aanwijzingen over hoe te handelen
- Parallel aan de CC-meldingen kan via het boordgegevensmenu van het Control Display uitgebreidere informatie (max. 170 tekens) over de actuele melding worden opgeroepen resp. verschijnt deze automatisch.
- Teksten kunnen behalve in het Duits in 10 andere talen worden weergegeven.
Volgorde van weergave:de meldingen van de Check Control worden op meerdere plaatsen weergegeven door vaste en variabele controlelampen in het instrumentenpaneel.
- Variabele controlelampen worden onder de versnellingsweergave weergegeven in geel of rood. De normaliter op deze plaats weergegeven tijd en de buitentemperatuur worden indien nodig overschreven door de Check Control.
- Tekstmeldingen van de Check Control worden onder de toerentalmeter weergegeven. Indien er bij het uitgeven van de melding op deze plaats reeds gegevens uit de boordcomputer worden weergegeven, worden deze overschreven.
Voor de meeste meldingen van de Check Control zijn aanvullende uitleg en aanwijzingen over hoe te handelen beschikbaar in het Control Display. Deze kunnen via het boordgegevensmenu worden opgeroepen of worden in bijzonder ernstige gevallen automatisch weergegeven.
Weergaveverloop: meldingen van de Check Control worden meestal aangekondigd door een gong. De melding volgt
- als tekstmelding met een vaste en/of variabele controlelamp,
- de tekst in het weergavebereik onder de toerentalmeter en meestal met een aanvullende extra aanwijzing in het Control Display o f
- als niet-tekstmelding met een vaste controlelamp.
Indien meerdere tekstmeldingen tegelijkertijd klaarstaan of indien een controlelamp door verschillende niet-tekstmeldingen tegelijkertijd moet worden aangestuurd, dan wordt de melding met de hoogste prioriteit als eerste weergegeven.
Aanvullend op de optische weergave laat de Check Control ook van zich horen via akoestische signalen. Afhankelijk van het belang van de bijbehorende melding klinkt een gong of een dubbele gong, met een verschillende toonhoogte. De akoestische waarschuwing klinkt afhankelijk van de reden voor de melding uit de autoluidspreker links- of rechtsvoor.
Bediening:de meldingen van de Check Control kunnen via de CC-schakelaar in de FAS richtingaanwijzer- en dimlichtschakelaar worden opgeroepen. Dat is mogelijk door:
- doorbladeren met schakelaar kort ondrukken o f
- heen- en weerschakelen tussen boordcomputer en Check Control in het weergavebereik onder de toerentalmeter.
Het display gaat acht seconden na de laatste keer dat de schakelaar is ingedrukt automatisch terug naar de uitgangstoestand (donkerschakeling of boordcomputer).
Donkerschakeling van het display is niet mogeljk wanneer de Check Control een melding met de hoogste prioriteit weergeeft (bijvoorbeeld oververhitting van de motor) of de tankinhoud op reserve staat.
Boordcomputer
De boordcomputer is ingebouwd in het Control Display en wordt bediend via de Controller. De boordcomputer bevat meerdere deelfuncties.
”Hoofd”-boordcomputer:De ”hoofd”-boordcomputer wordt hierna alleen nog boordcomputer genoemd.
Weergaven: de computer levert vanaf klem R gegevens voor de volgende weergaven:
- afstand:de afstand kan via de Controller in de computer worden ingevoerd. De afstandswaarde wordt dan door de computer afgeteld o f door het navigatiesysteem doorgezonden naar het instrumentenpaneel. In dit geval berekend het navigatiesysteem tot stand ”0”. In beide gevallen telt het instrumentenpaneel de ”minimale afstand” verder.
- Actieradius:de actieradius wordt berekend uit de gemiddelde verbruikswaarde en de tankinhoud. Standtijden bij draaiende motor en plotselinge veranderingen in het rijgedrag worden bij de berekening zo veel mogelijk gecompenseerd.
- Aankomsttijd:de aankomsttijd wordt berekend uit de afstand, de tijd en de gemiddelde snelheid. De berekening wordt zo uitgevoerd, dat de aangegeven waarde zich zonder sprongen om de minuut wijzigt. De aankomsttijd kan alleen worden berekend als de klok is ingesteld en handmatig een afstand werd ingevoerd. Indien de afstandswaarde werd overgenomen door het navigatiesysteem, volgt op basis van de plattegrondgegevens een voortdurende vergelijking met de route. De prognose van de aankomsstijd is door het hanteren van deze methode aanzienlijk nauwkeuriger.
- Gemiddeld brandstofverbruik:het gemiddelde brandstofverbruik wordt berekend op basis van gegevens uit het verbruik- en afstandsgeheugen. De berekening begint altijd met een handmatige reset. De weergave vindt plaats na de eerste afstandsimpuls.
- Gemiddelde snelheid:de gemiddelde snelheid wordt berekend op basis van gegevens uit het afstandsgeheugen en de tijdteller. De berekening begint altijd met een handmatige reset. De weergave vindt plaats na de eerste afstandsimpuls.
Een reset van gemiddeld verbruik en snelheid wordt via de Controller direct uitgevoerd in het menu van de boordcomputer in het Control Display. Wanneer een van deze weergaven wordt geselecteerd, verschijnt een dialoogvenster in het beeldscherm. Via dit dialoogvenster kan selectief worden teruggesteld.
In het instrumentenpaneel kan afzonderlijke informatie van de boordcomputer worden weergegeven.
Weergaveveld onder dat van het snelheidsdisplay:in dit veld kunnen afstand en/of actieradius worden weergegeven; bovendien de tankinhoud.
Weergaveveld onder dat van het toerentaldisplay:in dit veld kunnen aankomsttijd, gemiddeld verbruik en gemiddelde snelheid worden weergegeven; bovendien kilometerstand en dagafstand o f momenteel verbruik.
De aanvullende weergaven kunnen niet in het Control Display worden opgeroepen.
De functies stopwatch, limiet en memo en de timer voor interieurvoorverwarming/interieurvoorventilatie worden alleen in het Control Display weergegeven.
In de weergavebereiken van het instrumentenpaneel wordt bij het starten van de auto altij de informatie weergegeven die het laatst werd geselecteerd.
Zolang onder het toerentaldisplay een melding van de Check Control wordt weergegeven, kan daar geen functie van de boordcomputer worden weergegeven. Weergave is pas mogelijk na het verstrijken van een bepaalde minimale weergavetijd of verlaten van de melding door het indrukken van de schakelaar. Een melding met de hoogste prioriteit kan niet meer worden gewist.
Bediening: de weergaven van de boordcomputer kunnen met de schakelaars in de FAS richtingaanwijzer- en dimlichtschakelaar worden opgeroepen en er kan doorheen gebladerd worden. Dat is mogelijk door:
- lang indrukken van de bovenste schakelaar schakelt in het weergavebereik onder dat van het toerentaldisplay heen en weer tussen Check Control en boordcomputer. Kort indrukken bladert door de functies ervan.
- Kort indrukken van de onderste schakelaar bladert door alle weergavemogelijkheden onder die van het snelheidsdisplay. Lang indrukken schakelt beide weergaven donker.
Donkerschakeling is niet mogeljk wanneer een melding van de Check Control actief is of de tankinhoud op reserve staat.
Beide weergavevelden zijn tegelijkertijd ofwel verlicht of donker geschakeld. Zij kunnen niet afzonderlijk worden geschakeld.
Reis-boordcomputer:De reis-boordcomputer dient ter bewaking van afzonderlijk etappen, die ook kunnen worden gestopt of onderbroken. De reis-boordcomputer moet in het menu van de boordcomputer worden geselecteerd en geactiveerd in het Control Display. De informatie van de reis-boordcomputer worden alleen in het Control Display weergegeven. Weergave in de weergavevelden van het instrumentenpaneel is niet mogelijk.
De reis-boordcomputer geeft het volgende weer:
- starttijd en startdatum
- reistijd en afgelegde afstand
- gemiddeld verbruik en gemiddelde snelheid
De reis-boordcomputer wordt met de Controller geactiveerd in het selectieveld START.
Bij een onderbreking van de rit wordt vanaf klem 15 UIT de verdere berekening van de gemiddelde waarden gestopt (indien START of STOP niet worden geactiveerd) en pas bij het verder rijden voortgezet.
Via het selectieveld STOP worden de weergaven bevroren. Na het bevriezen is verder berekenen niet meer mogelijk. Opnieuw selecteren van START stelt alle weergaven van de reis-boordcomputer tegelijkertijd terug op nul. Selectief terugstellen van afzonderlijke functies is bij de reis-boordcomputer niet mogelijk.
Limiet:in de boordcomputer kan via de Controller en het Control Display een snelheidslimiet worden ingevoerd. De invoer kan via de Controller handmatig worden uitgevoerd of de momentele snelheid kan worden overgenomen. Het bereik boven de ingevoerde snelheid wordt in het snelheidsdisplay binnen de tachometerschaal weergegeven door een licht circelsegment. Het overschrijden van de ingevoerde waarde wordt aangeduid met een gong en een melding van de Check Control.
De functie is vanaf klem R AAN gebruiksklaar. De waarschuwing voor overschrijding van een ingevoerde limiet kan pas onder het rijden (klem 15 AAN en afstandsimpulstelegram) worden gegeven. De actuele snelheidslimiet en de bijbehorende activeringstoestand wordt in het instrumentenpaneel ook na klem 15 UIT opgeslagen.
Stopwatch: de functie stopwatch is vanaf klem R gebruiksklaar. Een lopende stopwatch wordt bij klem R UIT stilgezet. De stopwatch loopt bij klem R AAN weer verder.
De stopwatch wordt met de Controller via de selectievelden in het Control Display gestart en gestopt. Bij lopende stopwatch kan een tussentijd worden opgevraagd. De maximale looptijd van de stopwatch bedraagt 99 uur en 59 minuten. Wanneer deze tijd is verstreken, blijft de stopwatch op die waarde staan.
Instellingen:de volgende extra functies kunnen via de boordcomputer worden gestuurd en in het Control Display worden weergegeven:
- Tijd:datum en tijd moeten via de Controller handmatig in het Control Display worden ingevoerd. De berekening en weergave van de tijd vindt plaats in het instrumentenpaneel. Bovendien wordt de tijd ook in het Control Display weergegeven.
De tijd kan niet in het instrumentenpaneel worden weergegeven. De tijd wordt samen met de buitentemperatuur weergegeven in het LCD-weergaveveld onder de versnellingsweergave. De weergave vindt alleen plaats, indien deze niet door een variabele controlelamp van de Check Control wordt overschreven.
- Memosignaal: indien de functie MEMO is geactiveerd en een tijd is ingesteld, activeert het instrumentenpaneel vanaf klem R AAN telkens 15 seconden voor het verstrijken van een heel uur een uursignaal. Deze functie kan in het Control Display worden geactiveerd en gedeactiveerd.
- Timer voor interieurvoorverwarming/interieurvoorventilatie:voor de functies interieurvoorverwarming/interieurvoorventilatie zijn telkens twee timers ingebouwd. De timers worden in het menu airconditioning van het Control Display ingesteld. De waarden voor tijd, timersignaal en status worden doorgezonden naar het instrumentenpaneel en daar opgeslagen. Op een vooraf bepaalde tijd wordt de functie overgedragen aan de IHKA en wordt de IHKA geactiveerd.
Mogelijk zijn de functies ”interieurvoorverwarming AAN”, ”interieurvoorventilatie AAN” en ”automatische selectie interieurvoorverwarming/interieurvoorventilatie” - afhankelijk van de buitentemperatuur. De selectie van het ingestelde signaal voor de functie vindt plaats in de IHKA.
- Code:in het menu instellingen van het Control Display kan vanaf klem R AAN een code worden ingevoerd, die het starten van de motor door een onbevoegde verhindert.
Bij een startpoging herkent het instrumentenpaneel de opgeslagen informatie ”code scherpgesteld” en vraagt om invoer via de Check Control. Pas wanneer het Control Display de invoer van de geldige code heeft bevestigd aan het instrumentenpaneel, geeft het instrumentenpaneel de het starten van de motor vrij voor de DME-regeleenheid.
- Omschakeling eenheden: de eenheden kunnen worden omgeschakeld door codering met de tester of via de Control Display worden uitgevoerd. Er worden daarbij ten minste twee gehele weergavegroepen omgeschakeld.
Omschakeling verbruiksaanduiding
|
Werking
|
1
|
2
|
3
|
4
|
Boordcomputer gemiddeld verbruik
|
l/100 km
|
km/l
|
mpg US
|
mpg UK
|
Reiscomputer gemiddeld verbruik
|
l/100 km
|
km/l
|
mpg US
|
mpg UK
|
Brandstofverbruiksmeter
|
l/100 km
|
km/l
|
mpg US
|
mpg UK
|
Omschakeling temperatuurfunctie
|
Werking
|
1
|
2
|
Buitentemperatuur
|
°C
|
°F
|
Omschakeling kilometer/mijl
|
Werking
|
1
|
2
|
Boordcomputer afstand
|
km
|
mls
|
Boordcomputer actieradius
|
km
|
mls
|
Boordcomputer gemiddelde snelheid
|
km/h
|
mph
|
LIMIET
|
km/h
|
mph
|
Kilometerteller
|
km
|
mls
|
Dagteller
|
km
|
mls
|
Reiscomputer afstand
|
km
|
mls
|
Reiscomputer gemiddelde snelheid
|
km/h
|
mph
|
Omschakeling tijdfuncties
|
Werking
|
1
|
2
|
Boordcomputer: Aankomsttijd
|
24H
|
12H; VM/NM
|
Reiscomputer: Starttijd en startdatum
|
24H
dd.mm.jj
|
12H; VM/NM
mm/dd/jj
|
Control Display en instrumentenpaneel:
Tijd en datum
|
24H
dd.mm.jj
|
12H; VM/NM
mm/dd/jj
|
Reiscomputer: Rijtijd
|
24H
dd.mm.jj
|
12H; VM/NM
mm/dd/jj
|
Exportuitvoering
Het instrumentenpaneel wordt in verschillende hardware-uitvoeringen ingebouwd voor de volgende markten:
Europa
- Tachometer met km/h-indeling
- Toerentalmeter voor automotor met indeling tot 7000 1/min
- Opslagcapaciteit 4 MB
Europa met taaluitbreiding
Deze variant bevat aanvullende schrifttekens voor Japan, Korea, Taiwan.
- Tachometer met km/h-indeling
- Toerentalmeter voor automotor met indeling tot 7000 1/min
- Opslagcapaciteit 8 MB
Europa en US-markt
- Tachometer met mph-indeling
- Toerentalmeter voor automotor met indeling tot 7000 1/min
- Opslagcapaciteit 4 MB
Talen en eenheden
Talen en eenheden kunnen via het Control Display worden ingesteld.
Talen: in het 4-MB talengeheugen van het instrumentenpaneel zijn opgeslagen:
- Duits
- Engels (UK)
- Engels (US)
- Frans
- Italiaans
- Nederlands
- Spaans
In het 8-MB talengeheugen van het instrumentenpaneel zijn behalve de hierboven genoemde talen ook opgeslagen:
- Japans
- Koreaans
- Chinees, traditioneel
- Chinees, simpel
Eenheden: in het instrumentenpaneel zijn de volgende eenheden opgeslagen:
- temperatuur in °C en in °F
- Verbruik in mpg US, mpg UK, km/l, l/100 km
- Datum/tijdformat voor US en Europa
- Afstand in km en mijl
Taalcodering
Taalcodering:afhankelijk van de landcodering van het CAS Car Access System wordt in het Control Display een taalpakket geprogrammeerd dat drie van de hierboven genoemde talen bevat.
Uit deze drie talen kan via het Control Display een taal worden gekozen.
De instellingen kunnen als Key-Memory-functie worden opgeslagen. Daardoor worden de opgeslagen eenheden en talen afhankelijk van de gebruikte sleutel (gebruiker) weergegeven.
K-CAN-SYSTEMBUS
De communicatie van het instrumentenpaneel met regeleenheden in het chassis-, aandrijvings- en carrosseriebereik vindt in de vorm van telegrammen plaats via de databus K-CAN SYSTEM. De volgende informatie/gegevens worden doorgezonden:
- snelheid: telegram voor het weergeven van de rijsnelheid en berekening van de afstand.
Signaalweg: sensor linkerachterwiel ->
DSC-regeleenheid-> PT-CAN ->
ZGM -> K-CAN SYSTEM -> instrumentenpaneel
- Transmissiegegevens:telegram voor het weergeven van versnellingsstand, geselecteerd rijprogramma en CC-meldingen.
Signaalweg: EGS-regeleenheid ->
PT-CAN -> ZGM -> K-CAN -> instrumentenpaneel
- Motortoerental:telegram voor het weergeven van het motortoerental.
Signaalweg: DME -> PT-CAN ->
ZGM -> K-CAN SYSTEM -> instrumentenpaneel
- Buitentemperatuur: telegram met een gemiddelde buitentemperatuur voor gebruik door andere regeleenheden. Een in het instrumentenpaneel uit de actuele motortemperatuur en rijsnelheid berekende waarde. Deze verhindert een te sterke beïnvloeding van het buitentemperatuursignaal door rijwind en door de motor uitgestraalde warmte.
Signaalweg: bijvoorbeeld instrumentenpaneel -> K-CAN ->
CD en/of IHKA
- CBS Condition Based Service meldingen:telegrammen van DME, DSC en IHKA met informatie over de actuele mate van slijtage aan onderdelen. Deze worden in het instrumentenpaneel benodigd voor het berekenen van de CBS-aanduidingen en serviceintervallen.
- FAS richtingaanwijzer- en dimlichtschakelaar:signaal van FAS vanaf klem 30 elke keer dat de FAS wordt ingedrukt.
Signaalweg: FAS -> SLZ schakelcentrum stuurkolom ->
BYTEFLIGHT-bus -> ZGM -> K-CAN ->
als telegram o.a. naar het instrumentenpaneel
- Richtingaanwijzer:signaal voor het weergeven van de gekozen rijrichting in het instrumentenpaneel.
Signaalweg: LM lichtmodule -> K-CAN SYSTEM ->
als telegram aan het instrumentenpaneel en de AHM aanhangermodule
- Busstatus: telegram met informatie over de status (bus actief of in rusttoestand) van de databus K-CAN SYSTEM.
Signaalweg: ZGM Centrale Gatewaymodule -> instrumentenpaneel
- Dimmen: signaal met informatie over de ingestelde lichtintensiteit.
Signaalweg: draaischakelaar dimming -> LM lichtmodule ->
als telegram aan het instrumentenpaneel
- Bestuurdersaanduiding toerentalbereik:signaal voor het weergeven van het variabele toerentalwaarschuwingsveld in het display van het instrumentenpaneel.
Signaalweg: DME -> PT-CAN ->
ZGM -> K-CAN SYSTEM -> instrumentenpaneel
- EMF parkeerrem:telegram met informatie voor de controlelamp van de parkeerrem over de status van de EMF elektromechanische parkeerrem.
Signaalweg: EMF-regeleenheid ->
PZ-CAN -> ZGM -> K-CAN SYSTEM -> instrumentenpaneel
- Chassisnummer:telegram met de laatste zeven cijfers van het chassisnummer voor redundante gegevensopslag voor het toewijzen van instrumentenpaneel en auto. Signaalweg: CAS -> K-CAN SYSTEM -> instrumentenpaneel
Signaalweg: CAS -> K-CAN SYSTEM ->
instrumentenpaneel
- Autotype:telegram met gegevens over de auto (bouwserie, carrosserietype, transmissie, motorisering, stuursysteem, exporttype) voor toewijzing van de verschillende autovarianten en het instrumentenpaneel.
- Kilometerstand/actieradius:telegram met informatie voor het genereren van de invoer voor het storingsgeheugen (kilometerstand, tankinhoud rechts, links, totaal, reserve, berekende actieradius).
Signaalweg: instrumentenpaneel -> K-CAN SYSTEM -> andere regeleenheden
- Klemmenstatus: telegram met gegevens over de huidige klemmenstatus (klem R, klem 15, klem 50, sleutel geplaatst).
Signaalweg: CAS -> K-CAN SYSTEM ->
instrumentenpaneel
- Toestand van de lampen:telegram met informatie over de actuele status van de verlichtingsaansturing (grootlicht/lichtsignaal, parkeerlicht, mistlicht, mistachterlicht).
Signaalweg: LM -> K-CAN SYSTEM ->
instrumentenpaneel
- LCD-lichtintensiteit: telegram met een in het instrumentenpaneel uit de waarden van fototransistor en potentiometer (stand van de draaischakelaar voor de dimming) berekende waarde. Het telegram wordt door andere regeleenheden als dimsignaal gebruikt.
Signaalweg: instrumentenpaneel -> K-CAN SYSTEM -> regeleenheden: CDC, SZL (schakelaarverlichting), LM
- Motorgegevens: het telegram bevat de motorgegevens: motortemperatuur (komt overeen met koelmiddeltemperatuur), temperatuur motorolie, druk motorolie, Alive-teller van de DME (functiebewaking van de DME), status motor loopt, inspuithoeveelheid (som van de aangegeven brandstofhoeveelheden).
Signaalweg: DME -> PT-CAN ->
ZGM -> K-CAN SYSTEM -> instrumentenpaneel
- Netwerkmanagement K-CAN: dit telegram wordt door elke regeleenheid verstuurd en ontvangen. Elke regeleenheid heeft een regeleenheidadres die hij gebruikt bij het verzenden en waaraan hij een bericht van het netwerkmanagement herkent.
- RDA aanvraag/gegevensopslag:telegram met de actuele gegevens uit de redundante gegevensopslag.
Signaalweg: CAS-> K-CAN SYSTEM ->
instrumentenpaneel e n instrumentenpaneel ->
K-CAN SYSTEM -> CAS
- Powermanagement accuspanning: het telegram bevat gegevens over: accuspanning en status hoofdschakelaar accu.
Signaalweg: powermodule -> K-CAN P ->
K-CAN SYSTEM -> instrumentenpaneel
- Relatieve tijd:de relatieve tijd wordt door een tijdteller vastgesteld, die synchroon loopt met de systeem/boordklok. Het telegram met de relatieve tijd wordt door andere regeleenheden gebruikt voor het berekenen van tijd. De tijd van de boordklok kan niet voor tijdmeting worden gebruikt, omdat de klok kan worden versteld. De tijdteller start na een reset (bijvoorbeeld loskoppen van de autoaccu) bij nul en telt verder in seconden. De DME stelt de standtijd van de motor vast op basis van de relatieve tijd klem R UIT tot klem R opnieuw AAN.
- Status aanhanger: het signaal geeft aan of een aanhanger elektrisch is aangesloten.
Signaalweg: AHM -> K-CAN SYSTEM ->
instrumentenpaneel
- Status demperprogramma: het telegram geeft de status van de EDC-K elektronische dempercontrole voortdurend aan en wordt voortdurend bewaakt door het instrumentenpaneel. Bij uitvallen van de EDC-K wordt een overeenkomstige storingsmelding weergegeven.
Signaalweg: EDC-K -> PT-CAN ->
ZGM -> K-CAN SYSTEM -> instrumentenpaneel
- Status DSC dynamisch stabiliteitscontrole programma:het telegram bevat statusmeldingen van het DSC-programma en storingsmeldingen.
Signaalweg: DSC-regeleenheid ->
PT-CAN -> ZGM -> K-CAN SYSTEM -> instrumentenpaneel
- EMF Alive-teller: het telegram dient ter bewaking van de functies van de EMF door het instrumentenpaneel. Bij uitvallen van de regeleenheid van de parkeerrem wordt een overeenkomstige storingsmelding weergegeven.
Signaalweg: EMF-regeleenheid ->
PT-CAN -> ZGM -> K-CAN SYSTEM -> instrumentenpaneel
- Tijd/datum:het telegram bevat datum en tijd en wordt doorgestuurd naar andere regeleenheden (bijvoorbeeld aan de wissermodule voor het berekenen van de APS alternerende parkeerstand.
Signaalweg: instrumentenpaneel -> K-CAN SYSTEM -> andere regeleenheden
- Status radiografische afstandsbediening: het telegram bevat het personaliseringsnummer van de radiografische afstandsbediening en de status van de sleutelbatterij.
Signaalweg: CAS -> K-CAN SYSTEM ->
instrumentenpaneel
- Status instrumentenpaneel: het telegram bevat: weergegeven rijsnelheid, snelheidseenheid km/h of mijl, vulniveau sproeier, status interface tempomaat, status waarschuwingslamp airbag, teller relatieve tijd, status waarschuwingslamp veiligheidsgordel, status waarschuwingslamp motor, status DSC controlelamp, status waarschuwingslamp rem, status controlelamp parkeerrem.
Signaalweg: instrumentenpaneel -> regeleenheden: DME, SIM en wissermodule
- ZV en kleppentoestand: het telegram bevat gegevens over de status van de centrale vergrendeling, aansturing centrale vergrendeling, status portiercontacten en kofferdeksel. De signalen zijn nodig voor weergeven van de CC-meldingen over standen van portieren, kofferdeksel en centrale vergrendeling.
Signaalweg: CAS-regeleenheid ->
K-CAN SYSTEM -> instrumentenpaneel
Veiligheidsfunctie
Verbruikersuitschakeling
De displayverwarming wordt afhankelijk van de boordnetspanning in- en uitgeschakeld door de powermodule.