Instrumentenfuncties

Bij de instrumentenfuncties zijn in de verschillende displaybereiken de volgende functies beschikbaar:

wijzerdisplaygebied

instrumentendisplays

Waarschuwings- en controledisplays

Akoestische meldingen

Boordcomputerfuncties

Beknopte beschrijving van het onderdeel

CAS Car Access System

Het Car Access System (CAS) bevat de functies voor de radiografische afstandsbediening, het start-/contactslot, de klemmenregeling en de wegrijbeveiliging. Bovendien is hij de Gatewaymodule tussen de databussen K-CAN SYSTEM en K-CAN PERIPHERIE.

ZGM Centrale Gatewaymodule

De ZGM centrale gatewaymodule verbindt de databussen BYTEFLIGHT; K-CAN SYSTEM; PT-CAN en de DIAGNOSEBUS.

Databus K-CAN SYSTEM

De databus K-CAN SYSTEM is de dataverbinding tussen het instrumentenpaneel en de regeleenheden in het chassis-, aandrijvings- en carrosseriebereik. De informatie-uitwisseling vindt plaats via datatelegrammen.

MOST-bus

De MOST-bus is de dataverbinding tussen de regeleenheden in het communicatiebereik (navigatiesysteem, ASK Audio System Kontroller, SVS spraakgestuurd systeem, CD Control Display). De informatie-uitwisseling vindt plaats via datatelegrammen.

LM lichtmodule

De lichtmodule regelt en controleert de verlichting van de auto. Informatie wordt via de databus K-CAN SYSTEM ontvangen en doorgegeven.

TM portiermodule

De portiermodules registreren de signalen van de schakelaars en de sensoren in de portieren en sturen de stelmotoren in de portieren aan. Informatie wordt via de databus K-CAN PERIPHERIE ontvangen en doorgegeven.

PM powermodule

De PM powermodule controleert de ladingstoestand van de accu en het ruststroomverbruik van de auto. Ook de vergrendeling van de achterklep wordt door de Powermodule geregeld. Informatie wordt via de databus K-CAN PERIPHERIE ontvangen en doorgegeven.

SZL schakelcentrum stuurkolom

Het SZL schakelcentrum stuurkolom registreert de signalen van de schakelaars en sensoren in het stuurwiel en de stuurkolom. Het dient bovendien voor de aansturing van alle componenten in het stuurwiel en de stuurkolom. Informatie wordt via de databus BYTEFLIGHT ontvangen en doorgegeven.

Controller

De Controller is het bedieningsgedeelte voor de boordcomputer. De Controller bevindt zich voor in de middelste armleuning.

Instrumentenpaneel

Het instrumentenpaneel wordt verschillende afzetgebieden gefabriceerd in meerdere hardwarevarianten en als enige component met verschillende displays in het dashboard ingebouwd.

In het instrumentenpaneel zijn de volgende displays ondergebracht:

De controle- en waarschuwingslampen en de achtergrondverlichting van het LC-display zijn uitgevoerd als enkel- of meervoudige, niet verwisselbare lichtdioden.

Een ingebouwde displayverwarming waarborgt ook bij lage temperaturen dat de instrumenten goed kunnen worden afgelezen. De displayverwarming wordt ingeschakeld bij displaytemperaturen < 10°C eingeschaltet. Het inschakelsignaal wordt bij geopend bestuurderspaneel door het CAS via de databus K-CAN SYSTEM naar het instrumentenpaneel gestuurd.

In het instrumentenpaneel zijn een voor het omzetten van de in- en uitgangssignalen benodigde regeleenheid en twee computers geïntegreerd.

Het instrumentenpaneel is via de databus K-CAN SYSTEM en de MOST verbonden met het boordnet. Informatie/opdrachten aan en van het instrumentenpaneel worden als datatelegrammen overgebracht.

Via traditionele kabels wordt informatie overgebracht van:

Belangrijkste functies

Displaybereiken van het instrumentenpaneel

Displaybereik 1: LC-display

Displaybereik 1, binnen het snelheidsdisplay

In dit displaybereik kan inhoud als tekst en afbeeldingen worden weergegeven:

Displaybereik 2, binnen het toerentaldisplay

In dit displaybereik kan inhoud als tekst en afbeeldingen worden weergegeven:

Displaybereik 3, onder het snelheidsdisplay

In dit displaybereik kan inhoud als tekst en afbeeldingen worden weergegeven:

Displaybereik 4, onder het toerentaldisplay

In dit displaybereik worden zowel BC- als CC-tekstberichten weergegeven. BC-tekstberichten worden overschreven door CC-tekstberichten.

De meeste tekstberichten worden aangevuld door het weergeven van een bij de melding passend symbool in het variabele weergave- en waarschuwingsveld (displaybereik 5).

Displaybereik 5, variabel weergave- en waarschuwingsveld

Dit bereik dient als variabel weergave- en waarschuwingsveld. Hier kan inhoud als tekst of afbeelding worden weergegeven:

Displaybereik 6, versnellingsdisplay

In Steptronic-modus wordt de door de transmissie ingeschakelde versnelling (M1 tot M6) in dit displaybereik weergegeven.

In rijprogrammafase D en geactiveerd S-programma wordt hier S weergegeven.

Displaybereik 2, wijzerinstrument: snelheidsweergave

De schaalverdeling van de tachometer en de schaalopschriften worden weergegeven op de vast ingedeelde getallenring.

De wijzer wordt aangedreven door een stappenmotor.

De weergegeven snelheid wordt afgeleid uit een door een sensor aan het linkerachterwiel opgenomen en naar de DSC-regeleenheid doorgestuurd signaal. Het door de DSC-regeleenheid bewerkte signaal (wegsignaal) wordt als telegram via de PT-CAN naar de ZGM verstuurd en via de K-CAN SYSTEM doorgestuurd naar het instrumentenpaneel.

Displaybereik 3, wijzerinstrument: Toerenteller

De schaalverdeling van de toerentalweergave en de schaalopschriften worden weergegeven op de vast ingedeelde schaalring.

Op de schaalring bevinden zich eveneens een opgedrukt toerental-voorwaarschuwingsveld (rood gearceerd) en een daarop aansluitend toerental-waarschuwingsveld (doorlopend rood).

De wijzer wordt aangedreven door een stappenmotor.

Het toerentalsignaal wordt door de DME via de PT-CAN naar de ZGM gestuurd en via de K-CAN SYSTEM doorgestuurd naar het instrumentenpaneel.

Displaybereik 4:controle- en waarschuwingslampen:

De controle- en waarschuwingslampen hebben een vast plaats tussen en naast de wijzerinstrumenten. De symbolen worden voor het weergeven van achteren belicht door gekleurde en meerkleurige lichtdioden.

Daardoor kunnen symbolen, overeenkomstig hun belangrijkheid, in de kleuren rood, geel, groen of blauw worden weergegeven.

De wettelijk voorgeschreven en genormeerde controle- en waarschuwingslampen zijn:

Bovendien bevinden zich in dit bereik de controle- en waarschuwingslampen voor:

Programmaweergave van de automatische transmissie: de pijlen naast de programmaweergave (fasen transmissieprogramma P, N, D, R) geven de telkens mogelijk bewegingsrichting van de transmissiekeuzehendel aan de stuurkolom aan.

De programmaweergave blijft geactiveerd

De 30-minuten-aanduiding is een aanwijzing dat bij het uitschakelen van de auto keuzestand P niet werd ingeschakeld. Na afloop van de 30 minuten wordt automatisch de parkeerblokkering geactiveerd.

De volledige aansturing van de programma- en versnellingsaanduiding wordt uitgevoerd door de EGS-regeleenheid.

De overige controle- en waarschuwingsinformatie vindt plaats door middel van een overeenkomstige symboolafbeelding in het variabele waarschuwingsveld.

Predrive Check:De Predrive Check dient ter controle van de interne functies van het instrumentenpaneel en ter bewaking van de Alive-signalen van alle regeleenheden die een CC-melding kunnen uitgeven.

De gehele Predrive Check duurt minstens vier seconden.

Gedurende de Predrive Check wordt het Alive-signaal van alle regeleenheden, die een CC-melding kunnen uitgeven, gecontroleerd.

Na afloop van een foutloze Predrive Check worden alle controlelampen tegelijkertijd uitgeschakeld.

Indien tijdens de Predrive Check fouten optreden, wordt de Check van de betreffende systemen onderbroken.

De betreffende controlelampen blijven branden en de Check Control geeft de bijbehorende melding uit.

Verlichting en dimmen

Verlichting:De achtergrondverlichting van de displays en de verlichting van wijzers en schaalringen vindt plaats via lichtdioden in BWM-oranje.

De achtergrondverlichting in de afzonderlijke displaybereiken brandt alleen, als er in het betreffende bereik een weergave aanwezig is. Uitzondering: ingestelde snelheidslimiet. Er worden altijd twee naast elkaar liggende displaybereiken tegelijkertijd verlicht.

Wijzers en schaalringen worden alleen bij ingeschakelde normale verlichting verlicht en dienen daardoor tevens als functieweergave voor ”verlichting AAN”.

Dimmen: de lichtintensiteit van de LC-display en alle controle- en waarschuwingslampen wordt met behulp van een fototransistor aangepast aan de geldende lichtomstandigheden.

De contrastinstelling van het LC-display vindt automatisch plaats, afhankelijk van de LCD-temperatuur en de bedrijfstijd.

De contrastspanning wordt met gebruik van een NTC-weerstand in het LC-display door de elektronica in het instrumentenpaneel aangepast.

Het signaal voor de lichtintensiteit wordt in het instrumentenpaneel berekend uit de waarden van de fototransistor en van de potentiometer van de dimmer (stand van de dimmerknop). Dit signaal voor de lichtintensiteit wordt via de K-CAN-bus ter beschikking gesteld aan de overige regeleenheden (”dimmermaster”-functie).

Om rekening te kunnen houden met de tijdafhankelijke veroudering, worden stand- en bedrijfstijd van het instrumentenpaneel vastgesteld door een ingebouwde tijdteller. Afhankelijk van de toenemende bedrijfstijd (toenemende veroudering) wordt de contrastspanning automatisch aangepast.

Akoestisch knipperlichtsignaal

Voor het laten horen van een akoestisch signaal bij ingeschakelde knipperlichten is in het instrumentenpaneel een luidspreker geïntegreerd. De hoorbare signalen worden gegenereerd door een ingebouwde sound-generator.

Alle overige akoestische signalen worden gegenereerd door de ASK Audio-System-Controller en uitgezonden via de autoluidsprekers.

Terugstelschakelaar dagteller

Met de terugstelschakelaar voor de dagteller in de linkerbovenhoek van het instrumentenpaneel kunnen de volgende functies worden uitgevoerd:

Functies bij kort indrukken: bij uitgeschakelde ontsteking worden door kort indrukken van de terugstelschakelaar dagteller gedurende acht seconden weergegeven:

Bij opnieuw indrukken van de terugstelschakelaar dagteller binnen deze tijd wordt de weergegeven dagafstand teruggesteld.

Functies bij lang indrukken: bij uitgeschakelde ontsteking worden door langer dan twee seconden indrukken de volgende functies geactiveerd:

Inschakelscenario's

Klem 30:na het openen van het bestuurdersportier wordt bij geactiveerde parkeerrem de parkeerremlamp aangestuurd en de displayverwarming afhankelijk van de temperatuur geactiveerd.

Door ”kort indrukken” van de terugstelschakelaar dagteller worden de dagafstand, tijd en buitentemperatuur weergegeven. Alleen de displaybereiken binnen het snelheidsdisplay en binnen het toerentaldisplay worden verlicht.

Klem R:na klem R AAN worden in het displaybereik binnen de snelheidsdisplay de tijd en de buitentemperatuur weergegeven. Alleen dit displaybereikt wordt verlicht.

Aanwezige CC-meldingen worden in het displaybereik binnen de toerentaldisplay weergegeven.

Klem 15:vanaf klem 15 AAN wordt de Predrive Check geactiveerd. Aansluitend wordt behalve de tijd en de buitentemperatuur de programmaweergave van de automatische transmissie weergegeven.

De BC-informatie kan via de schakelaars in de FAS richtingaanwijzer- en dimlichtschakelaar worden opgeroepen.

In het displaybereik binnen het toerentaldisplay wordt de kilometerstand/dagafstand gedurende korte tijd weergegeven. In het displaybereik onder het snelheidsdisplay wordt de service-informatie weergegeven. Aansluitend wordt weer omgeschakeld naar het weergeven van de laatste informatie, bijvoorbeeld tankinhoud en verbruik.

Aanwezige CC-meldingen worden in plaats van de kilometerstand/dagafstand in het displaybereik onder het toerentaldisplay weergegeven.

Nadat de motor draait, wordt bovendien het variabele toerental-voorwaarschuwingsveld weergegeven in het displaybereik binnen het toerentaldisplay, zolang de door de DME overgebrachte toerentaldrempel onder het opgedrukte waarschuwingsveld ligt.

De markeringsring in het snelheidsdisplay wordt alleen weergegeven als de drempel voor de stappentempomaat werden ingesteld en/of de LIMIT-functie werd ingeschakeld.

De displaybereiken van het snelheids- en het toerentaldisplay worden alleen verlicht als een van de weergavefuncties actief is. Indien alleen de LIMIT-weergave actief is, worden beide displaybereiken donker geschakeld.

Opslag redundante gegevens

Bij het vervangen van het instrumentenpaneel moeten gegevens bewaard blijven om manipulatie te kunnen herkennen. Daartoe worden in het CAS Car Access System de volgende gegevens redundant (een tweede keer) opgeslagen:

Elke keer nadat klem 15 is ingeschakeld, worden deze gegevens gecontroleerd. Indien afwijkingen worden herkend, wordt in het displaybereik onder het toerentaldisplay een oranjekleurige manipulatiepunt weergegeven. Dit gebeurt in de volgende gevallen:

Let bij het vervangen van het instrumentenpaneel en de CAS-regeleenheid op:

inbouwen van een nieuw CAS:

Inbouwen van een nieuw instrumentenpaneel

Als proef inbouwen van een nieuw instrumentenpaneel

Gelijktijdige vervanging van CAS en instrumentenpaneel

Vermijd het tegelijkertijd vervangen van twee nieuwe componenten, omdat de actuele kilometerstand en alle CBS-gegevens anders onherroepelijk verloren gaan.

Indien een gelijktijdige vervanging van beide regeleenheden niet kan worden vermeden, adviseren wij de volgende inbouwvolgorde:

vervanging van het instrumentenpaneel:

vervanging van het CAS:

De manipulatiepunt gaat na het opnieuw inschakelen van klem 15 uit. De communicatie tussen instrumentenpaneel en CAS voor de redundante gegevensopslag is nu gewaarborgd.

Diagnose

Het instrumentenpaneel is een systeem dat diagnoses kan uitvoeren. Diagnose en uitlezen van het storingsgeheugen in het instrumentenpaneel zijn met MoDic of DISplus mogelijk via de databus K-CAN SYSTEM. Bovendien beschikt het instrumentenpaneel over testfuncties, die in het display ervan worden uitgelezen.

Zelfdiagnose: het instrumentenpaneel voert voor het bewaken van zijn functies en het vaststellen van storingen een zelfdiagnose uit. Vastgestelde storingen worden opgeslagen indien ze drie maal als ”waar” werden herkend. Indien het storingsgeheugen volledig vol is, worden nieuwe storingen niet opgeslagen. Storingen die na 40 maal klem 15 AAN/UIT niet meer optreden, worden bij volledig vol storingsgeheugen automatisch gewist. Het storingsgeheugen kan via het diagnoseapparaat of in het displat van het instrumentenpaneel worden uitgelezen.

Testfuncties: door indrukken van de terugstelschakelaar dagteller kan het overzicht van de testfuncties in het instrumentenpaneel worden weergegeven. De weergave verschijnt in het linker displaybereik binnen het snelheidsdisplay en wordt oranjekleurig weergegeven.

Test nr.

Werking

01

Identificatie (instrumentenpaneel)

02

Systeemtest

03

niet aangesloten

04

Momenteel verbruik (waarden in l/100 km en l/h)

05

Actieradius en bereik momenteelwaarde

06

Tankinhoud en weergavewaarden

07

Momentele waarden voor koelmiddeltemperatuur, buitentemperatuur, fototransistor (dimmen), toerental

08

Momentele snelheid (waarde in km/h)

09

Bedrijfsspanning (boordnetspanning: waarde aan klem 30 in Volt)

10

Landcode uitlezen

11

Eenheden uitlezen (AM/PM, resp. mm.dd/dd.mm)

12

Weergaven over de aankomst (gemiddelde snelheid voor berekening van de aankomsttijd en momentele waarde aankomsttijd)

13

Activeren van akoestische signalen

14

Uitlezen van storingsbytes (zelfdiagnose)

15

Weergave van de toestanden aan de I/O-poorten

16

Test bitmap weergeven (BMW-logo)

17

Analoog-/digitaalomvormer ADC

18

PWM-waarden (verlichting/dimming)

19

Ver- en ontgrendelen van testfuncties

20

correctiefactor voor -verbruik

21

Softwarereset/RAM-reload (instrumentenpaneel)

Opvragen van testfuncties

Opvragen van testfuncties

Bij elke keer kort indrukken van de terugstelschakelaar dagteller wordt het nummer van de testfunctie verhoogd.

Maximaal vier testfuncties kunnen tegelijktijd worden weergegeven.

Behalve testfuncties 1 en 2 moeten alle testfuncties worden ontgrendeld via testfunctie 19.

Starten van de geselecteerde testfunctie:terugstelschakelaar dagteller langer dan twee seconden indrukken.

Weergave van de geselecteerde testfunctie: de geselecteerde testfunctie wordt binnen het toerentaldisplay weergegeven.

Beëindigen van de testfunctie:

Opmerking: na beëindiging van de tests de testfuncties via testfunctie 19 vergrendelen.

CC Check Control

De Check Control is een meldsysteem voor storingen in de auto en dient tegelijkertijd als weergavesysteem voor bedrijfstoestanden en aanwijzingen.

Volgorde van weergave:de meldingen van de Check Control worden op meerdere plaatsen weergegeven door vaste en variabele controlelampen in het instrumentenpaneel.

Voor de meeste meldingen van de Check Control zijn aanvullende uitleg en aanwijzingen over hoe te handelen beschikbaar in het Control Display. Deze kunnen via het boordgegevensmenu worden opgeroepen of worden in bijzonder ernstige gevallen automatisch weergegeven.

Weergaveverloop: meldingen van de Check Control worden meestal aangekondigd door een gong. De melding volgt

Indien meerdere tekstmeldingen tegelijkertijd klaarstaan of indien een controlelamp door verschillende niet-tekstmeldingen tegelijkertijd moet worden aangestuurd, dan wordt de melding met de hoogste prioriteit als eerste weergegeven.

Aanvullend op de optische weergave laat de Check Control ook van zich horen via akoestische signalen. Afhankelijk van het belang van de bijbehorende melding klinkt een gong of een dubbele gong, met een verschillende toonhoogte. De akoestische waarschuwing klinkt afhankelijk van de reden voor de melding uit de autoluidspreker links- of rechtsvoor.

Bediening:de meldingen van de Check Control kunnen via de CC-schakelaar in de FAS richtingaanwijzer- en dimlichtschakelaar worden opgeroepen. Dat is mogelijk door:

Het display gaat acht seconden na de laatste keer dat de schakelaar is ingedrukt automatisch terug naar de uitgangstoestand (donkerschakeling of boordcomputer).

Donkerschakeling van het display is niet mogeljk wanneer de Check Control een melding met de hoogste prioriteit weergeeft (bijvoorbeeld oververhitting van de motor) of de tankinhoud op reserve staat.

Boordcomputer

De boordcomputer is ingebouwd in het Control Display en wordt bediend via de Controller. De boordcomputer bevat meerdere deelfuncties.

”Hoofd”-boordcomputer:De ”hoofd”-boordcomputer wordt hierna alleen nog boordcomputer genoemd.

Weergaven: de computer levert vanaf klem R gegevens voor de volgende weergaven:

Bediening: de weergaven van de boordcomputer kunnen met de schakelaars in de FAS richtingaanwijzer- en dimlichtschakelaar worden opgeroepen en er kan doorheen gebladerd worden. Dat is mogelijk door:

Donkerschakeling is niet mogeljk wanneer een melding van de Check Control actief is of de tankinhoud op reserve staat.

Beide weergavevelden zijn tegelijkertijd ofwel verlicht of donker geschakeld. Zij kunnen niet afzonderlijk worden geschakeld.

Reis-boordcomputer:De reis-boordcomputer dient ter bewaking van afzonderlijk etappen, die ook kunnen worden gestopt of onderbroken. De reis-boordcomputer moet in het menu van de boordcomputer worden geselecteerd en geactiveerd in het Control Display. De informatie van de reis-boordcomputer worden alleen in het Control Display weergegeven. Weergave in de weergavevelden van het instrumentenpaneel is niet mogelijk.

De reis-boordcomputer geeft het volgende weer:

De reis-boordcomputer wordt met de Controller geactiveerd in het selectieveld START.

Bij een onderbreking van de rit wordt vanaf klem 15 UIT de verdere berekening van de gemiddelde waarden gestopt (indien START of STOP niet worden geactiveerd) en pas bij het verder rijden voortgezet.

Via het selectieveld STOP worden de weergaven bevroren. Na het bevriezen is verder berekenen niet meer mogelijk. Opnieuw selecteren van START stelt alle weergaven van de reis-boordcomputer tegelijkertijd terug op nul. Selectief terugstellen van afzonderlijke functies is bij de reis-boordcomputer niet mogelijk.

Limiet:in de boordcomputer kan via de Controller en het Control Display een snelheidslimiet worden ingevoerd. De invoer kan via de Controller handmatig worden uitgevoerd of de momentele snelheid kan worden overgenomen. Het bereik boven de ingevoerde snelheid wordt in het snelheidsdisplay binnen de tachometerschaal weergegeven door een licht circelsegment. Het overschrijden van de ingevoerde waarde wordt aangeduid met een gong en een melding van de Check Control.

De functie is vanaf klem R AAN gebruiksklaar. De waarschuwing voor overschrijding van een ingevoerde limiet kan pas onder het rijden (klem 15 AAN en afstandsimpulstelegram) worden gegeven. De actuele snelheidslimiet en de bijbehorende activeringstoestand wordt in het instrumentenpaneel ook na klem 15 UIT opgeslagen.

Stopwatch: de functie stopwatch is vanaf klem R gebruiksklaar. Een lopende stopwatch wordt bij klem R UIT stilgezet. De stopwatch loopt bij klem R AAN weer verder.

De stopwatch wordt met de Controller via de selectievelden in het Control Display gestart en gestopt. Bij lopende stopwatch kan een tussentijd worden opgevraagd. De maximale looptijd van de stopwatch bedraagt 99 uur en 59 minuten. Wanneer deze tijd is verstreken, blijft de stopwatch op die waarde staan.

Instellingen:de volgende extra functies kunnen via de boordcomputer worden gestuurd en in het Control Display worden weergegeven:

Omschakeling verbruiksaanduiding

Werking

1

2

3

4

Boordcomputer gemiddeld verbruik

l/100 km

km/l

mpg US

mpg UK

Reiscomputer gemiddeld verbruik

l/100 km

km/l

mpg US

mpg UK

Brandstofverbruiksmeter

l/100 km

km/l

mpg US

mpg UK

Omschakeling temperatuurfunctie

Werking

1

2

Buitentemperatuur

°C

°F

Omschakeling kilometer/mijl

Werking

1

2

Boordcomputer afstand

km

mls

Boordcomputer actieradius

km

mls

Boordcomputer gemiddelde snelheid

km/h

mph

LIMIET

km/h

mph

Kilometerteller

km

mls

Dagteller

km

mls

Reiscomputer afstand

km

mls

Reiscomputer gemiddelde snelheid

km/h

mph

Omschakeling tijdfuncties

Werking

1

2

Boordcomputer: Aankomsttijd

24H

12H; VM/NM

Reiscomputer: Starttijd en startdatum

24H

dd.mm.jj

12H; VM/NM

mm/dd/jj

Control Display en instrumentenpaneel:

Tijd en datum

24H

dd.mm.jj

12H; VM/NM

mm/dd/jj

Reiscomputer: Rijtijd

24H

dd.mm.jj

12H; VM/NM

mm/dd/jj

 

Exportuitvoering

Het instrumentenpaneel wordt in verschillende hardware-uitvoeringen ingebouwd voor de volgende markten:

Europa

Europa met taaluitbreiding

Deze variant bevat aanvullende schrifttekens voor Japan, Korea, Taiwan.

Europa en US-markt

Talen en eenheden

Talen en eenheden kunnen via het Control Display worden ingesteld.

Talen: in het 4-MB talengeheugen van het instrumentenpaneel zijn opgeslagen:

In het 8-MB talengeheugen van het instrumentenpaneel zijn behalve de hierboven genoemde talen ook opgeslagen:

Eenheden: in het instrumentenpaneel zijn de volgende eenheden opgeslagen:

Taalcodering

Taalcodering:afhankelijk van de landcodering van het CAS Car Access System wordt in het Control Display een taalpakket geprogrammeerd dat drie van de hierboven genoemde talen bevat.

Uit deze drie talen kan via het Control Display een taal worden gekozen.

De instellingen kunnen als Key-Memory-functie worden opgeslagen. Daardoor worden de opgeslagen eenheden en talen afhankelijk van de gebruikte sleutel (gebruiker) weergegeven.

K-CAN-SYSTEMBUS

De communicatie van het instrumentenpaneel met regeleenheden in het chassis-, aandrijvings- en carrosseriebereik vindt in de vorm van telegrammen plaats via de databus K-CAN SYSTEM. De volgende informatie/gegevens worden doorgezonden:

Veiligheidsfunctie

Verbruikersuitschakeling

De displayverwarming wordt afhankelijk van de boordnetspanning in- en uitgeschakeld door de powermodule.