De buitentemperatuur wordt via een buitentemperatuursensor bij de bumper gemeten. De temparatuurwaarde wordt via conventionele draden naar het instrumentenpaneel gestuurd.
De inputwaarde van de temperatuursensor wordt in de regeleenheid van het instrumentenpaneel met de actuele motortemperatuur (koelvloeistoftemperatuur) en de rijsnelheid verrekend.
Hierdoor wordt gewaarborgd dat het buitentemperatuursignaal niet overmatig door de rijwind en/of de motorwarmte wordt beïnvloed.
Het instrumentenpaneel stelt de berekende gemiddelde buitentemperatuur aan de andere regeleenheden als telegram via het K-CAN SYSTEEM beschikbaar.
Het instrumentenpaneel is hiermee de ”buitentemperatuur-master” voor de regeleenheden in het chassis-, aandrijvings- en carrosseriebereik.
Met de boordcomputertoetsen op de richtingaanwijzer- en dimlichtschakelaar kunnen de boordcomputer- en Check-Controlmeldingen worden opgeroepen en gescrolld.
Met de Controller kan via het Control Display de eenhedenomschakeling van de temperatuurmeter (°C, °F) uitgevoerd worden. Daarnaast is een codering van de melding met de tester mogelijk.
Met de terugsteltoets voor de dagteller in het instrumentenpaneel kunnen bij afgezet contact meldingen en functies worden opgeroepen. Bij
In dit displaygedeelte kunnen de diagnose-testfuncties opgeroepen worden:
Met test nr. 7 kan de werkelijke waarde (sensorwaarde van de buitentemperatuur in het displaygedeelte binnen de toerenteller aangegeven worden.
In dit displaygedeelte wordt onder normale omstandigheden behalve de tijd de buitentemperatuurmet een resolutie van 0,5°C aangegeven.
Als de buitentemperatuur lager wordt dan +3°C wordt een akoestische waarschuwingsmelding uitgegeven.
Indien nodig worden deze meldingen door Check Control-waarschuwingssymbolen (zoals bijv. het symbool voor de buitentemperatuur) overgeschreven. Meldingen van de Check Control worden meestal aangekondigd door een gong.
De buitentemperatuur kan als extra functie via de boordcomputer worden geregeld. De buitentemperatuur wordt in het LCD-display onder de aanduiding voor de ingeschakelde versnelling aangegeven, zolang hij niet door een variabele controlelamp van de Check Control wordt overgeschreven.