Bij de entertainmentuitrusting achtercompartiment beschikken de inzittenden achterin over dezelfde bedieningsfuncties als de inzittenden voorin. De voor- en achterfuncties kunnen echter onafhankelijk van elkaar gebruikt worden. Hierdoor is het mogelijk om tegelijkertijd twee verschillende audiobronnen in de auto weer te geven. De entertainmentuitrusting achtercompartiment van de E66 wordt ook voor de E65 aangeboden.
De hoofdtelefoon-interface vormt de interface tussen de optische MOST-bus en de hoofdtelefoons. Als ingangssignalen worden audio- en regelgegevens via de MOST-bus toegevoerd. De audiogegevens worden door willekeurige regeleenheden (tuner, CD-wisselaar, DVD-wisselaar, enz.) naar de KHI gestuurd. Op de hoofdtelefooninterface kunnen twee hoofdtelefoons op afzonderlijke uitgangen voor de geluidsweergave aangesloten worden. De hoofdtelefoon-interface bevindt zich vóór de videomoduul 5 Drive, linksachter in de kofferruimte.
Het bedieningscentrum middelste armleuning achterin heeft dezelfde functies als het bedieningscentrum middenconsole voorin. In het BZMF zijn de Controller achterin, het toetsenblok middelste armleuning achtercompartiment en de hoofdtelefoon-aansluitmoduul ondergebracht.
De Controller achterin is het bedieningsgedeelte voor het aansturen van de functies van de entertainmentuitrusting achtercompartiment via het display achterin. Bediening en opbouw van de Controller achterin komen overeen met die van de Controller voorin. De functies voor en achter zijn echter verschillend. De Controller achterin is in het bedieningscentrum van de middelste armleuning achterin aangebracht.
De hoofdtelefoon-aansluitmoduul is de interface tussen de entertainmentuitrusting achtercompartiment en de gebruikers van de hoofdtelefoons. De KHA levert de audiosignalen voor de hoofdtelefoon, via twee geschakelde hoofdtelefoonaansluitingen. Er zijn twee draaiknoppen voor het instellen van het volume van de hoofdtelefoons en een tuimelschakelaar voor het wijzigen van de CD-titels of de radiozenders aangebracht. De KHA bevindt zich aan de voorzijde van de middelste armleuning achterin.
De databus K-CAN SYSTEM is de dataverbinding tussen het instrumentenpaneel en de regeleenheden in het chassis-, aandrijvings- en carrosseriebereik. De informatie-uitwisseling vindt plaats via datatelegrammen.
Via de MOST-bus (Media Oriented System Transport) zijn de componenten audio, video, navigatie met elkaar verbonden. De informatie via commando's wordt via MOST-bus-telegrammen naar de betreffende regeleenheid gestuurd.
De hoofdtelefoon-interface kan twee verschillende audiobronnen met verschillende instellingen verwerken. De audiogegevens van de regeleenheden (tuner, CD-wisselaar, DVD-wisselaar, enz.) worden via de MOST-bus aan de hoofdtelefoon-interface geleverd. De hoofdtelefoon-interface verwerkt de ontvangen gegevens voor elke hoofdtelefoon afzonderlijk. Op beide hoofdtelefoonuitgangen zijn de audiosignalen met het ingestelde volume aanwezig. Als de hoofdtelefoonstekker aangesloten is, worden ze naar de linker- en rechterzijde van de hoofdtelefoon doorgegeven.
Instelbare functies: De volgende in de hoofdtelefoon-interface gevormde functies kunnen door de gebruiker ingesteld worden:
Niet instelbare functies: deze in de hoofdtelefoon-interface gevormde functies worden automatisch ingesteld en kunnen niet door de gebruiker beïnvloed worden:
De aansluitmoduul hoofdtelefoon heeft twee geschakelde hoofdtelefoon-aansluitingen. Als een hoofdtelefoon aangesloten is, gebeurt de geluidsweergave via de luidsprekers. Door het aansluiten van de hoofdtelefoon wordt het NF-signaal in het BZMF gewijzigd. Op de hoofdtelefoons is altijd dezelfde geluidsbron hoorbaar.
De gebruiker achterin heeft de mogelijkheid om een andere bron te kiezen. Hierdoor is het mogelijk om twee verschillende audiobronnen voor- en achterin te beluisteren. De luidsprekers dienen voor de geluidsweergave van de voorin geselecteerde bron. De hoofdtelefoons zijn voor de achterin geselecteerde bron.
De functies in de auto worden aan verschillende regeleenheden ter beschikking gesteld. De achterpassagiers maken van dezelfde regeleenheden gebruik als de inzittenden voorin. Om conflicten bij de bediening van een functie te vermijden, zijn voor de volgende functie regels vastgelegd.
Als bij de diagnose-opvraag de status ”hoofdtelefoon aangesloten” resp. ”hoofdtelefoon niet aangesloten” aangegeven wordt, het NF-signaalniveau op de ingang van het BZMF controleren.
De hoofdtelefoon-interface kan via de diagnose-aansluiting geflasht worden. Daarnaast bevat de hoofdtelefoon-interface een storingsgeheugen voor diagnosedoeleinden.
De hoofdtelefoons behoren niet tot de geleverde onderdelen. Op de hoofdtelefoon-interface kunnen alle universele hoofdtelefoons met een impedantie van 8 - 600 Ohm aangesloten worden. De stekkerdiameter bedraagt 3,5 mm. Het uitgangsvermogen van de hoofdtelefoon-interface bedraagt 200 mW bij 32 Ohm.