De ruitenwissers worden aangedreven door een elektromotor met reductietandwielgroep. De wisserelektronica (wissermodule) is direct geïntegreerd in de ruitenwissermotor. De ruitenwisserschakelaar is aangesloten op de schakelaarcentrale stuurkolom. Het systeem voor de ruitenwissers heeft twee snelheden, een aantip-functie en de mogelijkheid voor interval wissen.
Als speciale uitvoering behoort een regensensor voor een automatische regeling van de ruitenwissers tot de mogelijkheden.
Het wismodule beschikt over de elektronica voor de regeling van de ruitenwissermotor en voor het ontvangen en verwerken van de busgegevens van de databus K-CAN SYSTEEM. Het wismodule is vast met de ruitenwissermotor verbonden.
De ruitenwissermotor is een 2 borstelmotor met een geïntegreerde reductietandwielgroep. Het terugstellen van de ruitenwisserarmen bij het bereiken van de omkeerposities gebeurt door ompoling van de motor.
Registratie van de omkeerposities vindt plaats door elektronische Hall-sensoren de in de ruitenwissermotor geïntegreerd zijn. Bij reparaties aan het ruitenwissermechanisme is het noodzakelijk dat de bovenste omkeerpositie wordt afgesteld (zie servicefuncties).
Het schakelcentrum stuurkolom registreert de signalen van de schakelaars en sensoren in het stuurwiel en de stuurkolom. Het dient bovendien voor de aansturing van alle componenten in het stuurwiel en de stuurkolom. Informatie wordt via de databus BYTEFLIGHT ontvangen en doorgegeven.
De ruitenwisserschakelaar is op dit schakelcentrum aangesloten.
Via de schakelaar worden de wissersnelheden 1 en 2 en de interval ingeschakeld. Trekken van de ruitenwisserschakelaar tegen de rijrichting in schakelt de ruitensproeierpomp in.
Op de ruitenwisserschakelaar is een toets aanwezig waarmee de wisserwerking via de regensensor (speciale uitvoering) kan worden ingeschakeld. Bij het bedienen van deze toets worden alle wisserstanden uitgeschakeld.
De instelling van de intervaltijden vindt plaats via de vierstandenschakelaar (gekartelde knop) op de wisserschakelaar. Bij montage van een regensensor (speciale uitvoering) wordt met de gekartelde knop de gevoeligheid van de sensor gewijzigd.
De standen van de ruitenwisserschakelaar worden door het schakelcentrum via de databussen BYTEFLIGHT en K-CAN SYSTEEM aan de wissermodule doorgegeven.
De regen-/dimlichtsensor is op de voorruit aangebracht. Hij registreert de intensiteit van de regenval voor het bepalen van de intervaltijden van de ruitenwissers en de omgevingslichtsterkte voor de regeling van het dimlicht.
De regensensor herkent het nat worden van de voorruit via een optische methode. Hierbij straalt een LED in de regeleenheid infraroodlicht uit, dat door de voorruit wordt gereflecteerd. Het gereflecteerde licht wordt door een ontvangerdiode opgevangen en gemeten. Met water op de voorruit wijzigt de lichtreflectie en wordt minder licht naar de ontvangerdiode gestuurd.
De regensensor stuurt een signaal voor het inschakelen van de ruitenwissers via de Databus K-CAN SYSTEM de wissermodule. Bij ingeschakelde interval wordt de wiscyclus geactiveerd of de ruitenwissersnelheid verhoogd.
De gevoeligheid van de regensensor kan met de viertraps draaischakelaar (gekartelde knop) op de ruitenwisserschakelaar worden gewijzigd.
Het centrale Gatewaymodul verbindt de Databussen
Inschakelen: de wisserschakelaar heeft in de schakelaarrichting naar boven twee schakelstanden. Indien de schakelaar naar boven tot aan het eerste drukpunt wordt geschoven, wordt de intervalfunctie of wisserfase 1 (indien een regensensor is ingebouwd) geactiveerd. Opnieuw indrukken naar boven heeft een verhoging van de wisserfase (van interval naar fase 1 of van fase 1 naar fase 2) tot resultaat.
Indien de ruitenwisserschakelaar door het eerste drukpunt heen tot de eindaanslag wordt geschoven, wordt direct wisserfase 2 ingeschakeld.
Indien de ruitenwisser zich in de intervalfunctie bevindt, kan via het kartelwiel in de ruitenwisserschakelaar de intervaltijd worden verkort of verlengd.
Wissersnelheid terugschakelen:Wordt de ruitenwisserschakelaar naar onderen gedrukt, dan wordt telkens één stand teruggeschakeld. Bij uitgeschakelde ruitenwissers wordt tipwissen uitgevoerd.
Axiale bediening:De ruitenwisserschakelaar kan ook axiaal worden bediend. Bij een axiale bediening worden alle wissersnelheden uitgeschakeld en de regensensor (indien aanwezig) geactiveerd. Als terugmelding aan de bestuurder brandt in de ruitenwisserschakelaar een groene LED.
Regensensorfunctie:indien de ruitenwisser zich in de regensensorfunctie bevidnt, kan tipwissen worden uitgevoerd door de ruitenwisserschakelaar naar beneden te duwen. Indien de ruitenwisserschakelaar naar boven wordt geduwd, wordt wisserfase 1 of 2 ingeschakeld en de regensensorfunctie uitgeschakeld. De groene LED in het ruitenwisserschakelaar gaat uit.
De gevoeligheid van de regensensor kan via het kartelwiel aan de ruitenwisserschakelaar worden verhoogd of verlaagd. Indien de gevoeligheid wordt verhoogd (kartelwiel omhoog draaien) wordt direct een wissercyclus geactiveerd.
Uit veiligheidsoverwegingen wordt de regensensorfunctie met het uitschakelen van klem R uitgeschakeld.
De onderste omkeerpositie van de ruitenwisser is afhankelijk van de ingestelde wisserstand. Bij ingeschakelde wisserfase 1 of 2 ligt dit hoger dan bij intervalwissen.
Bij uitgeschakelde ruitenwissers worden de wissers in de parkeerstand gebracht.
Ter verhoging van de levensduur van de wisserbladen zijn twee parkeerstanden aanwezig, waarin de wisserbladen ofwel naar boven of naar beneden zijn gericht.
Het wisselen naar de andere parkeerstand vindt na 4 dagen plaats. De ruitenwissermodule herkend de tijdgrens, omdat hij de door het instrumentenpaneel via de databussen gemelde tijd- en datuminformatie vergelijkt met de in de ruitenwissermodule opgeslagen tijdinformatie.
Aangezien het instrumentenpaneel de tijd en de datum pas vanaf klem R AAN doorgeeft, vindt een wisseling van de parkeerstand plaats op basis van de volgende voorwaarden:
Automatisch wisselen van de parkeerstand vindt niet plaats wanneer de auto buiten gebruik is gesteld.
Werking bij sneeuwval
Wanneer zich sneeuw op de voorruit bevindt ontstaan aan de onder- en bovenzijde van de ruit ”sneeuwmassa's ” die kunnen leiden tot blokkering van de ruitenwissers. Om een blokkeeruitschakeling te voorkomen, wordt in dit geval het wisvlak binnen de toegestane grenzen verminderd.
In deze werkfase probeert de wissersturing het wisvlak voortdurend weer te vergroten.
Noodloop
Wanneer de wismodule bij wissersnelheid 2 een hogere belasting in het middelste wisbereik waarneemt, wordt de wissnelheid verminderd naar wissnelheid 1.
Blokkeerbescherming
Wanneer het de wisserregeling niet mogelijk is door blokkeringen of zwaar lopen het wettelijk voorgeschreven wisvlak vrij te maken, dan wordt de blokkeerbescherming geactiveerd.
Bij herkenning van een blokkering wordt eerst de ruitenwisser gedurende 1 seconde uitgeschakeld. Vervolgens vinden maximaal 3 inschakelpogingen plaats. Wanneer de blokkering nog steeds aanwezig is, worden de wisserarmen in de laagst mogelijke stand gebracht waar ze blijven staan.
Uit veiligheidsoverwegingen (kans op letsel) schakelen na optreden van de blokkering de ruitenwissers niet automatisch in. Ze kunnen worden geactiveerd door inschakeling met de ruitenwisserschakelaar.
Bij geactiveerde blokkeerbescherming zijn de sproeierwaterpomp en de pomp van de koplampreiniging uitgeschakeld.
In de opklapstand kunnen de wisserbladen worden vervangen.
De opklapstand wordt als volgt ingeschakeld:
De wisser gaat weer naar de ruststand wanneer na het inschakelen van klem R een wisstand wordt ingeschakeld.
Om het monteren en instellen van de wisserarmen te vergemakkelijken, kan de wissermotor via de servicefunctie montagepositie gericht in de onderste parkeerstand worden gebracht.
Deze servicefunctie wordt via het BMW Diagnosesysteem onder ”servicefuncties” - ”carrosserie” - ”ruitenwissers” - ”montagepositie”geselecteerd.
In de servicefunctie wordt de ruitenwisser kort aangestuurd en loopt deze ca. 30 cm naar boven. Daarna gaat de ruitenwisser naar de onderste parkeerstand.