Elektronische verbruikregeling van de brandstofpomp

De functie van de elektronische verbruikregeling van de brandstofpomp is geïntegreerd in het systeem ISIS (intelligent systeem voor integratie van beveiligingen).

Beknopte beschrijving van het onderdeel

EKP elektrische brandstofpomp

De brandstofpomp is een 2-fase tandwielpomp met inwendige vertanding:

De pomp wordt aangedreven via een elektromotor.

Voeding:

Regeleenheden

De volgende regeleenheden zijn betrokken bij de elektronische verbruiksregeling van de brandstofpomp:

Belangrijkste functies

Verbruiksafhankelijke brandstofopbrengst

De DME/DDE berekend op basis van verschillende bedrijfsgrootheden de benodigde inspuithoeveelheid. Uit deze waarde wordt vervolgens het momentele brandstofverbruik voor de gehele motor berekend. De DME/DDE vraagt deze waarde als brandstofvolumestroom op in de eenheid ”liter per uur”.

De DME/DDE zendt deze eis via de volgende weg:

PT-CAN-bus (POWERTRAIN-CAN-bus) -> ZGM (Centrale Gateway Moduul) -> BYTEFLIGHT-Bus -> SIM (Veiligheids Informatie Moduul) -> BYTEFLIGHT-Bus -> SBSR (satelliet B-stijl rechts).

De regeleenheid SBSR rekent de opgevraagde hoeveelheid brandstof om naar een richttoerental voor de brandstofpomp en regelt het toerental daarvan.

Het pomptoerental wordt geregeld via de schakelaarverhouding van een bloksignaal met gemoduleerde pulsbreedte. Uit dit bloksignaal volgt de effectieve voedingsspanning van de motor van de brandstofpomp: hoe langer de pauze tussen de flanken van het bloksignaal, des te lager is de voedingsspanning naar de brandstofpomp. De brandstofhoeveelheid is dan overeenkomstig lager. Het toerental van de brandstofpomp wordt als ingaande waarde naar de processor van de SBSR (satelliet B-stijl rechts) teruggevoerd.

De daaruit resulterende voordelen ten opzichte van de traditionele aansturing van de brandstofpomp zijn:

Onderbreken van de brandstoftoevoer in noodgevallen

Wanneer het ISIS-systeem een aanrijding van een bepaalde ernst herkent, wordt de brandstofvoorziening onderbroken. Hierdoor wordt voorkomen dat brandstof weglekt of vlam vat.

De brandstofpomp kan door het uit- en inschakelen weer worden geactiveerd.

Noodloopeigenschappen bij uitval van de databusverbindingen

Bij uitvallen van de brandstofopvraag door de DME/DDE of het pulsbreedte gemoduleerde signaal van de SBSR wordt de brandstofpomp met het grootste verbruiksvermogen aangedreven. Zo wordt voor alle bedrijfsomstandigheden een voldoende hoeveelheid brandstof gegarandeerd.

De brandstofuitschakeling in geval van nood wordt daar niet door beïnvloed.

Diagnose

De diagnose van de verbruiksgeregelde brandstofpomp wordt gegarandeerd door de regeleenheid SBSR (satelliet B-stijl rechts). In geval van een storing kunnen de volgende storingen worden opgeslagen in het storingsgeheugen van de SBSR:

In het storingsgeheugen van de DME/DDE wordt geen storing met betrekking tot de brandstofpomp opgeslagen. Onvoldoende brandstoftoevoer uit zich eventueel in te weinig vermogen, slechte brandstofopname, ontstekingsstoringen of problemen bij het starten.

Veiligheidsvoorschrift

Werkzaamheden aan de brandstofpomp uitsluitend uitvoeren bij uitgeschakelde ontsteking.