Spanningsvoorziening E70
Spanningsvoorziening E70
Een koppeling tussen hardware en software zorgt voor de spanningsvoorziening
van de voertuigsystemen. Van belang voor de spanningsvoorziening
zijn twee softwarefuncties:
- Energiemanagement
- Powermanagement
Het energiemanagement zorgt ervoor dat altijd
voldoende startstroom ter beschikking staat.
Het
energiemanagement bewaakt de wagen ook wanneer deze stilstaat.
Het
energiemanagement omvat alle componenten in de wagen, die energie opwekken,
opslaan en verbruiken.
De gegevens voor het
energiemanagement zijn over meerdere regeleenheden verdeeld.
Het powermanagement is een subsysteem van het energiemanagement.
Het powermanagement wordt door de motorregeleenheid uitgevoerd
(DME of DDE: Digitale Motor Elektronica of Digitale Diesel Elektronica).
Tijdens
het rijden regelt het powermanagement het vermogen van de dynamo
evenals de acculading.
Beknopte beschrijving van het onderdeel
De volgende onderdelen voor de spanningsvoorziening
worden beschreven:
- Accu
- Dynamo
- Koppeldoos elektronica
- Stroomverdeler
- Intelligente accusensor
- Car Access System
- Digitale Motor Elektronica of Digitale Diesel
Elektronica
- Meervoudig veiligheidssysteem
- Bitseriële datapoort
- Accukabels
- Relaisbox
Systeemschema
Index
|
Verklaring
|
Index
|
Verklaring
|
1
|
Digitale Motor Elektronica (DME) of
Digitale Diesel Elektronica (DDE)
|
2
|
Dynamo
|
3
|
Startmotor
|
4
|
Zekering-/relaishouder, achter
|
5
|
Relaisbox
|
6
|
Elektrische extra verwarming (alleen bij uitvoering
met dieselmotor)
|
7
|
Koppeldoos elektronica
(JBE) met stroomverdeler voor
|
8
|
Intelligente accusensor (IBS)
op pluspool van de accu
|
9
|
Pluspool van de accu
|
10
|
Car Access System (CAS)
|
11
|
Zekeringenblok
|
|
|
BSD
|
Bitseriële datapoort
|
Kl. 15 WUP
|
Wekdraad (klem 15
Wake-up)
|
K-bus
|
Carosseriebus
|
K-CAN
|
Carosserie-CAN
|
PT-CAN
|
Powertrain-CAN
|
|
|
Accu
De capaciteit van de gemonteerde accu is afhankelijk
van de toegepaste motor en van de uitvoering van de wagen. Criteria
voor de benodigde capaciteit zijn:
- het koudestartgedrag
van de motor
- het ruststroomverbruik van de wagen
- de energiebehoefte van de continuverbruikers (standverwarming,
telefoon, enz.)
Dynamo
De dynamo wekt bij draaiende motor een variabele
laadspanning voor de accu op.
De variabele laadspanning
wordt door het powermanagement temperatuur- en stroomafhankelijk
door het verhogen van het motortoerental door de DME/DDE beïnvloed.
JBE: Koppeldoos elektronica
De JBE is de centrale die centrale datapoort in de wagen
(Gateway voor de bussen).
De JBE is onderdeel van de koppeldoos. De koppeldoos
is een combinatie van de koppeldoos elektronica
en de stroomverdeler voor. Stroomverdeler voor en JBE zijn niet
afzonderlijk vervangbaar.
In de stroomverdelers en zekeringen en relais. Voor
de spanningsverzorging bijzonder belangrijk zijn de volgende relais:
- Relais klem 15
(stroomverdeler achter)
- Relais klem 30g voor de
uitschakeling van de stroomverbruikers (stroomverdeler achter en voor)
- Relais klem 30g-f voor
het uitschakelen bij storingen (stroomverdeler achter)
Stroomverdeler
Er zijn de volgende stroomverdelers:
- Stroomverdeler in motorruimte:
E-doos
- Stroomverdeler voor in de koppeldoos
- Zekering-/relaishouder, achter
- Zekeringenblok
Het zekeringenblok kan alleen compleet worden vervangen.
De zekeringen kunnen niet afzonderlijk
worden vervangen.
Het zekeringenblok bevat de zekeringen
voor de volgende stroomverbruikers:
- Valvetronic
- Common Rail (inspuiting bij dieselmotor)
- Elektrische extra verwarming
- Stroomverdeler voor in de koppeldoos elektronica
- Zekering-/relaishouder, achter
- Intelligente accusensor
- Elektrische ventilateur (8-cilinder dieselmotor)
IBS: Intelligente accusensor
De IBS is een mechatronische, intelligente accusensor
met een eigen microprocessor. De microprocessor is een onderdeel van de
elektronicamoduul. De elektronicamoduul dient voor het vaststellen van de spanning,
de vloeiende stroom en de temperatuur van de accu.
De
volgende componenten zijn in de elektronicamoduul ondergebracht:
- een shunt (weerstand
voor het meten van de stroom)
- een temperatuursensor
- evaluatie-elektronica op een printplaat
De IBS meet voortdurend op de accu de volgende
waarden:
- Klemmenspanning
- Laadstroom
- Ontlaadstroom
- Temperatuur van de accu
Voor de gegevensoverdracht is de IBS via de bitseriële datapoort (BSD) met de digitale
motorelektronica (DME) resp. de digitale dieselelektronica (DDE) verbonden.
Index
|
Verklaring
|
Index
|
Verklaring
|
1
|
Meten van accuspanning tussen
plus- en minpool van de accu
|
2
|
Temperatuur van de accu meten (T)
|
3
|
Microprocessor (C) in intelligente
accusensor (IBS)
|
4
|
Digitale Motor Elektronica (DME) resp.
Digitale Diesel Elektronica (DDE)
|
5
|
Stroom meten (A) [indirect, via
de proportionele spanningsafname (V) op de meetweerstand (shunt)]
|
6
|
Minpool van de accu
|
7
|
Pluspool van de accu
|
|
|
BSD
|
Bitseriële datapoort (BSD)
voor de overdracht van waarden aan de DME resp. DDE
|
|
|
Deze meergegevens worden tijdens het rijden en bij
stilstand van de wagen opgevraagd:
- Rijden:
- Berekening van de accustatus
als basis voor de laadtoestand van de accu (SOC: ”State
of Charge”) en de toestand van de accu (SOH: State of Health”).
Balans opmaken van de laad- en ontlaadstroom van de accu.
Permanente bewaking van de
laadtoestand van de accu en overdracht van de gegevens.
- Berekening van het stroomverloop bij het starten van de motor,
om de toestand van de accu te bepalen.
Tijdens het rijden geeft de IBS de gegevens via
de bitseriële datapoort (BSD) door aan de motorregeleenheid
(DME/DDE). De software in de IBS stuurt de communicatie met de er boven geplaatste
motorregeleenheid (DME/DDE).
- Stilstand van de wagen
Bij stilstand van de wagen worden de meetwaarden cyclisch
opgevraagd om energieverliezen op te sporen.
De IBS is
zo geprogrammeerd dat hij iedere 40 seconden ontwaakt, zodat
hij door een nieuwe meting de meetwaarden kan actualiseren. De
meetduur bedraagt ca. 50 milliseconden (ms). De
meetwaarden worden in de IBS in het geheugen voor het bepalen van de ruststroom
ingevoerd.
Nadat de motor opnieuw is gestart leest de DME/DDE
het verloop van de ruststroom uit. Wanneer sprake is van een afwijking van het gedefinieerde
verloop van de ruststroom, dan wordt een storing in het storingsgeheugen
van de DME/DDE ingevoerd.
CAS: Car Access System
Het Car Access System is betrokken bij de klemmenbesturing
(klem R, klem 15, klem 30g).
De
klemmenbesturing levert belangrijke berichten voor de
spanningsvoorziening.
Het CAS is met de volgend onderdelen en regeleenheden
verbonden:
- Het Car Access System is met een directe stroomdraad
met de START-STOP-toets en met de insteekopening
van de identificatiegever verbonden.
De START-STOP-toets
en de insteekopening bevinden zich naast de stuurkolom.
- Op het CAS zijn de startmotor en de DME of
de DDE aangesloten.
De CAS-regeleenheid is busdeelnemer
op de K-CAN.
DME of DDE: Digitale Motor Elektronica of
Digitale Diesel Elektronica
De DME of de DDE dragen als volgt bij aan de
spanningsvoorziening: Wanneer de dynamospanning afneemt verhogen de DME/DDE
afhankelijk van de behoefte het motortoerental. De software daarvoor wordt
”Powermanagement” genoemd.
De DME/DDE is busdeelnemer aan de PT-CAN
(Powertrain Controller Area Network).
De DME/DDE analyseert de actuele toestand van de accu.
Zo beïnvloedt
de DME/DDE ook klem 30g-f.
MRS: Meervoudig veiligheidssysteem
Wanneer de veiligheidssystemen worden geactiveerd,
stuurt de MRS-regeleenheid een bericht naar de andere
regeleenheden. Afhankelijk van de ernst van het ongeval schakelt
bijv. de DME de elektrische brandstofpomp uit.
Bitseriële datapoort
De bitseriële datapoort is de datakabel
tussen de motorregeleenheid (DME of DDE) en de dynamo.
Accukabel
2 accukabels verbinden de accu met
de motorruimte:
- Een van de accukabels
loopt via het aansluitpunt voor de hulpstartkabel naar de
startmotor en de dynamo. Deze accukabel wordt door de
Crash Veilgheids Moduul bewaakt.
- De andere kabel dient voor de spanningsvoorziening
en loopt naar het zekeringenblok.
Relaisbox
De uitrusting is afhankelijk van de
motor en het land.
- Valvetronic-relais
bij benzinemotoren
- Relais voor secundaire luchtpomp (alleen uitvoering voor USA
met benzinemotor)
- Relais voor Common Rail (alleen dieselmotoren)
Systeemfuncties
De volgende systeemfuncties zijn voor de spanningsvoorziening
worden beschreven:
- Powermanagement (”Advanced Power Management”)
- Noodloop bij uitvallen van bitseriële datapoort
- Energiemanagement
Spanningsvoorziening van de regeleenheden, uitschakeling van stroomverbruikers,
van permanente verbruikers evenals ruststroombewaking
- Dataoverdracht voor de
spanningsvoorziening
Powermanagement
Het Powermanagement is software in de motorregeleenheid
(DME/DDE: Digitale Motor Elektronica of Digitale Diesel Elektronica).
Het
Powermanagement berekent de richtwaarde voor de regeing van
de spanningsvoorziening.
Voor de modellenserie E70
wordt uitsluitend het Advanced Power Management (APM) toegepast.
Advanced Power Management
Index
|
Verklaring
|
Index
|
Verklaring
|
1
|
Advanced Power Management (APM)
|
2
|
Gegevens van de accu: - Stroom - Spanning - Temperatuur
|
3
|
Intelligente accusensor (IBS)
|
4
|
Motor
|
5
|
Stroomverbruiker
|
6
|
Dynamo (G)
|
7
|
Accu
|
8
|
Gegevens richtwaarde voor laadspanning
|
9
|
Uitschakeling van de stroomverbruikers of reducering
van de vermogensafname
|
10
|
verhoging van het stationair toerental
|
Doorslaggevend voor de grotere
omvang van de functie van het Advanced Power Management is de intelligente
accusensor (IBS). De IBS geeft het Powermanagement informatie door over
de toestand van de accu. De berekening van de accutemperatuur
met behulp van de buitentemperatuur is niet langer noodzakelijk.
De temperatuur van de accu wordt direct door de IBS gemeten.
Het Advanced Power Management
kan de volgende functies uitvoeren:
- verhoging van het stationair toerental
Bij wagens met een benzinemotor wordt het stationair toerental
met 200 omw/min verhoogd zodra ondanks maximaal belaste
dynamo stroom aan de accu wordt onttrokken.
Bij dieselmotoren is het niet noodzakelijk het
stationaire toerental te verhogen. Want: Tussen dynamo en verbrandingsmotor is de
overbrengingsverhouding hoger dan bij een
benzinemotor. Daardoor draait de dynamo al bij stationair
toerental met een hoog toerental.
Het geleverde vermogen van de dynamo
is ook bij stationair toerental hoog. Een verhoging van het toerental is
niet nodig.
- Optimale laadspanning
De dynamospanning wordt afhankelijk van de
berekende temperatuur van de accu geregeld.
De
temperatuur van de accu wordt op basis van de buitentemperatuur
berekend. In overeenstemming met de temperatuur van de accu worden de richtwaarden
voor de laadspanning berekend. Deze informatie wordt via
de bitseriële datapoort aan de spanningsregelaar in de dynamo meegedeeld.
- Accutest
- Energiediagnose
- Uitschakeling van afzonderlijke stroomverbruikers of reducering
van de vermogensafname
Bij wagens met IBS worden zo nodig stroomverbruikers
gereduceerd of geheel uitgeschakeld, ook bij draaiende
motor. Tijdens het rijden worden alleen stroomverbruikers
gereduceerd of geheel uitgeschakeld die niet gerelateerd zijn met veiligheid
en niet onmiddellijk waarneembaar zijn, bijv.: In fasen laten werken
van de achterruitverwarming of de stoelverwarming, reducering
van de aandrijving van de aanjager van de airco met een fractie, enz.
Bij
wagens met een dieselmotor wordt de vermogensafname van de elektrische extra verwaming
geregeld.
De uitschakeling van afzonderlijke stroomverbruikers of de reductie
van de vermogensafname laat het stroomverbruik in kritische situaties afnemen.
Daardoor wordt de accu niet ontladen.
De uitschakeling van stroomverbruikers wordt alleen onder twee voorwaarden
geactiveerd:
- Ladingstoestand van accu
in kritieke zone
- Dynamo maximaal belast
- Regeling van de extra elektrische verwarming
Bij wagens met een dieselmotor en zonder standverwarming
wordt de warmtewisselaar door een elektrische
extra verwarming volgens het PTC-principe verwarmd.
De elektrische extra verwarming behoord tot de stroomverbruikers, die relatief
veel vermogen nodig hebben (tot 1200 W) en dus
door het Powermanagement worden geregeld. Bovendien wordt bij
wagens met airconditioning achterin nog een tweede elektrische verwarming
(600 W) acherin toegepast. Deze hoge elektrische belasting
wordt als volgt geregeld:
- De IHKA-regeleenheid
stuurt de elektrischen extra verwarming (via de LIN-Bus) aan
en de FKA-regeleenheid stuurt de elektrische
extra verwarming achterin (met een pulsbreedte gemoduleerd signaal) aan.
- De DDE regelt het maximum elektrisch vermogen
van de extra elektrische verwarming (signaal in een CAN bericht).
Het maximum vermogen van de extra elektrische verwarming is
als volgt afhankelijk van de belasting van de dynamo:
- Dynamo tot 70 %
belast: De extra elektrische verwarming krijgt het
volle elektrische vermogen toegewezen.
- Dynamo tussen 70 % en
80 % belast: De extra elektrische verwarming mag het vermogen
behouden, maar niet verhogen.
- Dynamo 80 % of meer belast:
De extra elektrische verwarming moet het vermogen permanent reduceren
tot 0 %.
- De extra elektrische verwarming regelt de verwarmingscapaciteit
van het verwarmingsregister afhankelijk van de gegevens van de DDE.
Energiemanagement
Het energiemanagement bewaakt en stuurt
het energiehuishouden van de wagen. Het bewaken en sturen
geschiedt door het samenschakelen van verschillende componenten.
Het energiemanagement verenigt functies resp. signalen
en referentielijnen voor het opwekken en afgeven van regelsignalen.
De volgende functies worden beschreven:
- Klemaansturing
- Gegevensoverdracht in het energiemanagement
- Spanningsvoorziening bij stilstand van de wagen
- ruststroombewaking
Klemaansturing
Vele stroomverbruikers zijn via klem 30g
of klem 30g-f op de spanningsvoorziening
aangesloten.
Bepaalde stroomverbruikers worden echter ook nog direct
door klem 30 van spanning voorzien. Bijv. de alarminstallatie moet
ook bij afgezet contact actief zijn.
Gegevensoverdracht in het energiemanagement
Bij stilstaande motor worden bepaalde stroomverbruikers via
klem 30g als volgt uitgeschakeld: Het CAS (Car Access System) schakelt het relais klem 30g
voor een bepaalde tijd uit.
Spanningsvoorziening bij stilstaande wagen
Voor de spanningsvoorziening van stroomverbruikers
zijn tot nu toe de volgende klemmen bekend:
- Klem 30:
Continu plus
Verschillende stroomverbruikers zijn zoals voorheen direct op
klem 30 aangesloten.
- Klem R
Klem R wordt door het CAS geschakeld.
- Klem 15
Klem 15 wordt door het CAS geschakeld.
- Klem 30g: geschakelde
continu plus
Tijdafhankelijke uitschakeling:
het relais
klem 30g is altijd beschikbaar.
Het relais klem 30g
schakelt ca. 30 minuten na klem R UIT
de aangesloten stroomverbruikers uit.
Wanneer in de auto een telefoon
is gemonteerd, wordt deze tijdsduur verlengd
tot 60 minuten. Het relais klem 30g wordt door het
Car Acces System (CAS) aangestuurd.
- Klem 30g-f:
Uitschakeling bij storingen
Het relais klem 30g-f schakelt bij storingen
de aangesloten stroomverbruikers uit. Het relais klem 30g-f wordt door de koppeldoos elektronica
aangestuurd.
De koppeldoos elektronica (JBE) bewaakt
bij stilstaande wagen de ruststroom. De volgende storingen worden herkend:
- Onrechtmatige
wekprocedures op de bussystemen
- Regeleenheden, die de bussystemen
permanent actief houden (voorkomen dat deze ”inslapen”)
Voor het relais klem 30g-f gelden de
volgende in- en uitschakelvoorwaarden:
- Voorwaarden voor het uitschakelen:
- Ontvangst van het bericht ”Signaal
uit”.
Na 5 minuten wordt het relais klem 30g-f
uitgeschakeld.
- In de motorregeleenheid wordt permanent
de accustatus uitgelezen en geanalyseerd. Wanneer de capaciteit van de accu te laag
is om de motor te starten, wordt het relais eveneens
uitgeschakeld.
- Gegevensoverdracht op de bussen gedurende
10 minuten na het uitschakelen van klem 30g, zonder
dat een voorwaarde voor inschakelen aanwezig is.
- De wagen wordt 20 maal ”gewekt” na het
uitschakelen van klem 30g, zonder dat een voorwaarde voor inschakelen
aanwezig is.
Het relais klem 30g-f is een bistabiel
relais. Iedere schakeltoestand blijft ook stroomloos behouden. Onder
normale omstandigheden bevindt het relais zich altijd in ingeschakelde toestand. Bij storingen schakelt het relais de aangesloten stroomverbruikers
uit.
- Inschakelvoorwaarden:
Wanneer het relais klem 30g-f is uitgeschakeld,
kan deze alleen door gedefinieerde inschakelvoorwaarden weer worden
ingeschakeld.
Inschakelvoorwaarden voor het relais klem 30g-f:
- Wagen ontgrendelen
- Openen van de motorkap/het kofferdeksel of een portier
- Inschakelen van klem R
ruststroombewaking
De ruststroombewaking is om diverse redenen
noodzakelijk.
- Startcapaciteit
van de accu behouden:
Het energiemanagement zendt een verzoek om de permanente
stroomverbruikers uit te schakelen, wanneer de startcapaciteit van de accu
wordt onderschreden.
De permanente stroomverbruikers moeten
hun functies onafhankelijk van de klemmenstatus deactiveren
en na 5 minuten hun ruststroom hebben bereikt.
- Verbruikersuitschakeling
Bepaalde stroomverbruikers mogen actief zijn, ook
wanneer de ruststroombewaking van het energiemanagement al in
werking is.
De stroomverbruikers worden volgens verschillende criteria
uitgeschakeld en zijn in de volgende categorieën ingedeeld:
- Stroomverbruikers die voor het comfort dienen
- Achterruitverwarming
- Stoelverwarming
De stroomverbruikers die voor het comfort dienen schakelen na Motor UIT
automatisch uit. De uitgeschakelde stroomverbruikers die voor het comfort dienen kunnen
pas nadat de motor opnieuw is gestart weer worden ingeschakeld.
- Wettelijk voorgeschreven
permanente stroomverbruikers
- stadslicht
- Waarschuwingsknipperlichten
De wettelijk voorgeschreven permanente stroomverbruikers moeten
ook na Motor UIT nog kunnen functioneren, zolang dat gaat.
Deze permanente stroomverbruikers worden ook niet uitgeschakeld wanneer de
grens van de startcapaciteit van de accu wordt bereikt.
- Standverbruikers
- Interieurvoorverwarming
- Interieurvoorventilatie
- Communicatiecomponenten
(displays,
klem 30g, telematicadiensten)
De genoemde permanente stroomverbruikers kunnen na
Motor UIT worden ingeschakeld. De permanente stroomverbruikers schakelen vanzelf uit wanneer de
grens van de startcapaciteit van de accu wordt bereikt. Het uitschakelen wordt door de DME/DDE
door een CAN-bericht gevraagd.
- Door het systeem vereiste 'nalopers'
- Elektrische koelventilateur
De door het systeem vereiste 'nalopers' kunnen
nog een bepaalde tijd na Motor UIT blijven werken.
Dataoverdracht voor de
spanningvoorziening
Het CAS (Car Access System) geeft de gegevens over de klemmenaansturing
als volgt door:
- Klem R AAN
of UIT
- Klem 15 AAN of UIT
- enz.
Het CAS (Car Access System) schakelt de betreffende
relais voor de volgende klemmen:
De JBE (Junction-Box-Elektronik) (koppeldoos elektronica) schakelt
het betreffende relais van de volgende klem:
De regeleenheden op deze klemmen worden van
spanning voorzien en ”gewekt”.
De
betreffende voertuigsystemen worden geactiveerd.
De stroomverbruikers worden hoofdzakelijk via
klem 30g en klem 30g-f van spanning voorzien.
Bepaalde stroomverbruikers worden echter ook nog direct
door klem 30 van spanning voorzien.
Bijv. de alarminstallatie moet
ook bij afgezet contact actief zijn.
Wanneer de accustroom in rusttoestand
van de wagen (vanaf 68 minuten na klem R UIT)
de waarde van 80 milliampere (mA) wordt overschreden
(in de fabriek instelbaar), wordt een storingscode in het geheugen van de
DME/DDE opgeslagen en een Check-Control-bericht
aan de klant getoond (verhoogde ontlading van de accu in rusttoestand).
Bij
verdenking van een verhoogd stroomverbruik moet in elk geval
een ruststroommeting worden uitgevoerd.
Noodloop bij uitvallen van bitseriële interface
Indien de bitseriële interface tussen de motorregeleenheid
en de dynamo is onderbroken, wordt de dynamospanning constant
op 14,3 V afgeregeld.
Aanwijzingen voor de service
Algemene aanwijzing
De volgende algemene richtlijnen worden gegeven:
- Servicelading voor
de accu
- Beveiliging van de intelligente accusensor
- Accu vervangen
- Dynamo
Servicelading voor de accu
Opmerking! Laadapparaat niet op de aansluiting voor
de aansteker aansluiten.
De aansteker wordt in de stroomverdeler in de
koppeldoos via een relais van spanning voorzien. Na
klem 15 UIT schakelt dit relais uit.
Dat houdt in,
dat een op de aansteker aangesloten acculader
van de accu wordt gescheiden. De accu alleen via het aansluitpunt voor hulpstartkabels
opladen. Alleen zo kan de toevoer van energie door de wagen worden geregistreerd.
Beveiliging van de intelligente accusensor
Voorzichtig! Bij mechanische belasting bestaat het gevaar
van vernieling.
- Geen extra
aansluitingen op de minpool van de accu aansluiten.
- Geen wijzigingen aan de massakabel doorvoeren.
De
massakabel dient ook als warmteafvoer.
- Geen verbinding tussen de IBS (intelligente
accusensor) en de sensorkap tot stand brengen.
- Bij het loskoppelen van de poolklem van de accupool
geen geweld toepassen:
- niet aan de massakabel
trekken.
- Geen gereedschap onder de IBS aanbrengen op de
poolklem los te wrikken.
- Aansluitingen van de IBS niet als hefboom
gebruiken.
- Momentsleutel gebruiken en
aanhaalmoment volgens de reparatiehandleiding tot stand brengen.
- Sensorbout (Torx-bout) niet
los- of vastdraaien.
- Contact tussen IBS en massa vermijden.
Accu vervangen
Voorzichtig! Gevaar van vernieling voor de
IBS en de stroomdraden bij het vervangen van de accu.
Bij het vervangen van de accu kunnen de IBS (intelligente
accusensor) en de stroomdraden door mechanische belasting
worden vernield.
Let bij het vervangen van de accu op het volgende:
- Ga altijd te werk volgens de
reparatiehandleiding.
- Mechanische belasting van de geïntegreerde
accusensor voorkomen.
Opmerking! Bij het vervangen van de accu de servicefunctie ”Accu vervangen registreren” uitvoeren.
Bij het vervangen van de accu de grootte van de standaard
gemonteerde accu (capaciteit) toepassen.
De voor de wagen noodzakelijke grootte van de accu
is in het Car Access System (CAS) en in de motorelektronica (DME/DDE)
gecodeerd.
- Bij het inbouwen van een accu
met een andere capaciteit het CAS opnieuw coderen. Naderhand monteren ”Accu” met
Progman uitvoeren.
- Storingscodes met betrekking tot
het vervangen van de accu in de motorregeleenheid wissen.
Dynamo
Het gemonteerde type dynamo is afhankelijk
van de toegepaste motor en van de uitvoering van de wagen.
Diagnose-opmerking
Energiediagnose
Pech onderweg door een lege accu of problemen
in het boordnet kan verschillende oorzaken hebben. In de meeste gevallen
ligt de oorzaak niet aan de accu zelf. Om deze reden zal het vervangen van de accu alleen in uitzonderlijke
gevallen het probleem permanent verhelpen.
In plaats daarvan is een systematische
diagnose van de storingsbron noodzakelijk.
In aanmerking komende storingen
zijn vaak niet meer aanwezig wanneer de wagen in de werkplaats
komt. Daarom vormen in de wagen opgeslagen gegevens de basis
voor een storingsdiagnose. Informatie over de
toestand van de accu evenals het verloop van functies in de verschillende
bussystemen worden in de betreffende regeleenheden opgeslagen.
Deze informatie kan door het BMW diagnosesysteem
worden opgeroepen en geanalyseerd. In het BMW diagnosesysteem bevindt zich
daarvoor een testmoduul. De testmoduul voor de energiediagnose
leest alle relevante gegevens in de betreffende regeleenheden uit.
Index
|
Verklaring
|
Index
|
Verklaring
|
1
|
Boordnet met regeleenheden
|
2
|
Koppeldoos elektronica
(JBE)
|
3
|
BMW diagnosesysteem
|
4
|
Digitale Motor Elektronica (DME) of
Digitale Diesel Elektronica (DDE)
|
5
|
Intelligente accusensor (IBS)
op pluspool van de accu
|
|
|
De volgende informatie wordt weergegeven:
- Opmerkelijke informatie
Een
invoer vindt alleen plaats wanneer een storing wordt vermoed.
- Standaard informatie
Deze informatie
kan altijd weer worden weergegeven.
De energiediagnose herkent de volgende storingen:
- Bedieningsfouten
- Storingen aan de wagen
- Bedieningsfouten
- Stadslicht, parkeerlicht
of waarschuwingsknipperlichten waren bij afgezet contact te lang ingeschakeld.
- Klem R of klem 15
was bij afgezette motor te lang ingeschakeld.
- Wagen heeft te lang stilgestaan.
- Vaak korte ritten met meerdere
ingeschakelde stroomverbruikers
- Storingen aan de wagen
- Accu defect
- Dynamo defect
- Te hoge ruststroom, soms hoger dan 80 milliampere
(mA) bij uitgeschakelde bussystemen
- Auto slaapt niet in De auto
komt niet in de ruststand, de bussystemen blijven
actief.
- Auto wordt steeds weer gewekt
Aanwijzingen voor het coderen/programmeren
De gegevens van de accu zijn in het Car Access System (CAS)
gecodeerd. De gegevens kunnen met het BMW diagnosesysteem worden
uitgelezen.
Drukfouten, vergissingen en technische wijzigingen
voorbehouden.