De grootlichtassistent (FLA) in de E70 ondersteunt de bestuurder bij het gebruik van het grootlicht. M.b.v. de grootlichtassistent wordt het grootlicht afhankelijk van de verkeerssituatie automatisch in- en uitgeschakeld. De grootlichtassistent herkent voorliggers en tegenliggers, alsook verlichte plaatsen.
Voor de grootlichtassistent worden de volgende onderdelen beschreven:
De grootlichtassistent kan alleen worden ingeschakeld als de lichtschakelaar in schakelaarstand ”A” staat. De schakelaarstand ”A” komt overeen met de automatische verlichtingsregeling.
Met de richtingaanwijzer-grootlichtschakelaar in het SZL wordt de grootlichtassistent in- en uitgeschakeld. De signalen van de combischakelaar grootlicht/richtingaanwijzers worden in het SZL ingelezen en beoordeeld. Het SZL zendt de schakelaarsignalen van de richtingaanwijzer-grootlichtschakelaar direct aan de beenruimtemoduul (FRM).
De RLSS meet de lichtsterkte van de omgeving. Vanaf de schemering schakelt de beenruimtemoduul (FRM) het dimlicht in. De grootlichtassistent (FLA) kan alleen bij ingeschakeld dimlicht worden geactiveerd. Voorwaarde is dat de lichtschakelaar in schakelaarstand ”A” staat. De RLSS stuurt zijn gegevens via de LIN-bus naar het functiecentrum dak (FZD).
De FZD verwerkt de informatie van de RLSS. De FZD geeft de beenruimtemoduul (FRM) de inschakelvoorwaarden van de RLSS via de K-CAN.
In het instrumentenpaneel zijn de volgende aanduidingen voorzien:
De beeldsensor is een speciale camera voor het herkennen van lichtbronnen. De beeldsensor geeft beelden aan de grootlichtassistent (FLA) door. De beelden worden via een LVDS-gegevensdraad (LVDS: Low Voltage Differential Signaling) overgebracht. De FLA evalueert deze beelden. De FLA zendt zijn in- en uitschakeladvies voor het grootlicht via de K-CAN aan de beenruimtemoduul (FRM). Het advies is afhankelijk van de verkeerssituatie, het omgevingslicht en de rijsnelheid.
De DSC berekent de rijsnelheid aan de hand van de signalen van de wieltoerentalsensoren. De DSC berekent uit het signaal van de DSC-sensor het rotatiemoment. De FLA gebruikt de informatie over het rotatiemoment om de situatie tijdens het rijden in een bocht beter te kunnen analyseren. De DSC zendt de uitkomsten van de berekening van de snelheid van de auto en het rotatiemoment via de PT-CAN aan de koppeldoos elektronica (JBE).
De FRM ontvangt verschillende ingangswaarden voor het grootlicht.
De volgende waarden worden door de FRM verwerkt:
Aan de hand van de ingaande waarden beslist de FRM of het grootlicht wordt ingeschakeld of uitgeschakeld. De FRM stuurt de koplampen voor het grootlicht aan. De FRM stuurt de controlelamp in het instrumentenpaneel aan. Bij uitvallen van de grootlichtassistent wordt een Check Controlsymbool weergegeven. De FRM is op de K-CAN aangesloten.
De JBE ontvangt via de PT-CAN de berekeningen van de DSC. De JBE verzendt deze informatie via de K-CAN aan de FRM.
Afbeelding toont binnenspiegel E70
Index |
Verklaring |
Index |
Verklaring |
---|---|---|---|
1 |
Regen/-licht-zonnesensor (RLSS) |
2 |
FLA-regeleenheid in de binnenspiegel |
3 |
Toetsen voor geïntegreerde universele afstandsbediening |
4 |
Lichtdiode diefstalbeveiligingsinstallatie |
5 |
Beeldsensor |
6 |
Afdekking |
Blokschema E70
Index |
Verklaring |
Index |
Verklaring |
---|---|---|---|
1 |
Beenruimtemoduul (FRM) |
2 |
Grootlicht links |
3 |
Grootlicht rechts |
4 |
Beeldsensor |
5 |
Grootlichtassistent (FLA) |
6 |
Junction-Box-elektronica (JBE) |
7 |
Wieltoerentalsensor: |
8 |
Dynamische stabiliteitscontrole (DSC) |
9 |
DSC-sensor |
10 |
Instrumentenpaneel |
11 |
Functiecentrum dak (FZD) |
12 |
Regen/-licht-zonnesensor (RLSS) |
13 |
Lichtschakelaar |
14 |
Schakelcentrum stuurkolom (SZL) |
15 |
Schakelaar richtingaanwijzers / grootlicht |
|
|
De grootlichtassistent stuurt afhankelijk van de verkeerssituatie een advies voor het in- of uitschakelen van het grootlicht naar de FRM. Aan de hand van dit advies en verschillende andere ingaande waarden beslist de FRM of het grootlicht moet worden in- of uitgeschakeld.
De volgende systeemfuncties zijn voor de grootlichtassistent beschreven:
Detectiebereik van de optische sensor
Index |
Verklaring |
Index |
Verklaring |
---|---|---|---|
1 |
Lichtbundel van het grootlicht |
2 |
Achterlichten van een voorligger |
3 |
Detectiebereik van de optische sensor naar voren |
4 |
Koplampen van een tegenligger |
Het grootlicht heeft een bereik van circa 400 m. Het registratiebereik van de beeldsensor bedraagt circa 1000 m. Hiermee is gewaarborgd dat de beeldsensor tegenliggers herkent, voordat deze door het grootlicht worden verblind. Als de beeldsensor een tegenligger herkent, stuurt de FLA een uitschakeladvies naar de FRM. De FRM schakelt het grootlicht uit.
Als de beeldsensor een voorligger herkent, stuurt de FLA een uitschakeladvies naar de FRM. De FRM schakelt het grootlicht uit.
Als de beeldsensor een omgeving met voldoende verlichting herkent, stuurt de FLA een uitschakeladvies naar de FRM. De FRM schakelt het grootlicht uit. Voldoende verlichting betekent:
Als geen reden aanwezig is om het grootlicht uit te schakelen, schakelt de FRM het grootlicht in. De koplampen worden gedimd.
In het instrumentenpaneel gaat de controlelamp voor de grootlichtassistent (oranje) branden zodra de grootlichtassistent geactiveerd is. Bovendien gaat de grootlichtcontrolelamp (blauw) branden zodra het grootlicht wordt ingeschakeld. Als de FLA-regeleenheid een defect aan het systeem herkent wordt een Check-Control-symbool weergegeven (geel).
Onder de volgende omstandigheden kunnen functiebeperkingen van de FLA optreden:
Om functioneren van de grootlichtassistent zonder storingen te waarborgen, moet de optische sensor parallel aan de hartlijn zijn uitgelijnd. De FLA kan zich bij het rijden in het donker automatisch max. 3° naar links en 3° naar rechts instellen. Hiermee worden geringe afwijkingen t.o.v. de hartlijn gecompenseerd. De rij-omstandigheden voor de automatische uitlijning van de grootlichtassistent zijn:
Drukfouten, vergissingen en technische wijzigingen voorbehouden.