Leerfunctie elektronische stelmotor van de gasklep

Om constructietoleranties te compenseren is het noodzakelijk de regeleenheid van de motor en de gasklep aan elkaar aan te passen. Daarbij wordt in een test het noodlooppunt (stand van de uitgeschakelde gasklep) en de onderste mechanische aanslag (klep volledig gesloten) zelfstandig geleerd.

Ook wordt de terugtrekveer getest; deze heeft tot taak bij storingen de klep te sluiten.

Voorwaarden

Om de adaptatie te kunnen uitvoeren, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

Accuspanning > 10 V

Motortoerental < 32/min

Rijsnelheid < 2 km/h

Temperatuur inlaatlucht > -10 graden C

Koelvloeistoftemperatuur > -10 graden C, < 142 graden C

Er mogen ook geen storingen van de gaskleppotentiometer opgeslagen zijn.

Verloop van de adaptatie

Telkens als het contactslot in stand 2 staat, wordt de stand van de gasklep in niet bekrachtigde toestand bepaald. De klep moet nu in het noodlooppunt staan. In het noodlooppunt wordt de klep door een veer iets open gehouden, om bij uitschakelen van de klep voldoende lucht voor de noodloop van de motor over te houden. Ligt het gemeten noodlooppunt buiten het toegestane gebied, dan wordt een storing opgeslagen.

Door het openen van de klep met daarop aansluitend uitschakelen wordt bepaald, of de terugtrekveer in staat is, de klep weer in het noodlooppunt te krijgen. Hiervoor is in een eigen storingscode voorzien.

Om te voorkomen, dat de klep tijdens het gebruik op de onderste mechanische aanslag komt, moet ook dit punt worden ingeleerd. Wanneer de gemeten onderste mechanische aanslag buiten het toegestane gebied ligt, wordt ook een storingscode gezet.

Is niet aan de voorwaarden voor een adaptatie voldaan, maar is een adaptatie al eens succesvol uitgevoerd, dan wordt de adaptatie zonder opslaan van een storingscode afgebroken. Hier gelden de waardes van de vorige afgesloten adaptatie.

Wordt niet aan de voorwaarde voor een adaptatie voldaan, en is nog geen succesvolle adaptatie uitgevoerd (bijv. vervangen van de regeleenheid van de motor of de gasklep), dan wordt de adaptatie afgebroken met opslaan van een storingscode.

In alle storingsgevallen wordt alleen de noodloop van de motor toegestaan, omdat de functie van de klep niet gewaarborgd is.