De ontluchtingsprocedure moet voor elke werkzaamheid aan de luchtbalgen worden uitgevoerd. Aan welke volgende voorwaarden moet voor het doorvoeren van de ontluchtingsprocedure worden voldaan:
De auto moet voedingsspanning hebben
Klem 15 moet ingeschakeld zijn
De auto moet op een hefbrug op de eigen wielen staan.
Zekering F32 moet eruit getrokken zijn om regelen te voorkomen.
De ontluchtingsprocedure stuurt het ontluchtingsventiel en de beide balgventielen van het luchtdruksysteem tegelijkertijd gedurende 2 minuten aan. Afhankelijk van de oorspronkelijk aanwezige druk in de luchtbalgen ontsnapt de lucht sneller of langzamer. Na beƫindiging van de ontluchtingsprocedure moeten de luchtbalgen door samendrukken worden gecontroleerd. Als ze kunnen worden samengedrukt, is er genoeg ontsnapt. De luchtbalgen kunnen worden uitgebouwd. Als de luchtbalgen strak gevuld zijn moet de ontluchtingsprocedure worden herhaald. De testmoduul biedt tot 3 keer toe de mogelijkheid om de ontluchtingsprocedure te herhalen. Na de 3e keer moet een pauze van 12 minuten worden aangehouden om de ventielen niet door oververhitting te beschadigen.
Als de luchtbalgen niet kunnen worden ontlucht, kan dit de volgende oorzaken hebben:
- Een invoer in het storingsgeheugen voorkomt het aansturen van het ventiel
- De oorspronkelijke druk in de luchtbalgen was te laag
- De ventielen of de pneumatische leidingen zijn vuil.
In deze gevallen eerst de storingen verhelpen en vervolgens de ontluchtingsprocedure herhalen.