Het systeem elektronisch geregelde brandstofpomp regelt de elektrische brandstofpomp (EKP) op basis van behoefte. De op het betreffende tijdpunt benodigde brandstofhoeveelheid van de motor wordt door het systeem elektronisch geregelde brandstofpomp in de daartoe benodigde capaciteit van de EKP omgezet.
Regeleenheid
De EKP-regeleenheid bevindt zich in de kofferruimte rechts naast de wielkuip. De EKP-regeleenheid stuurt het toerental van de EKP via de pulsbreedtemodulatie van de EKP-uitgangsspanning overeenkomstig de benodigde hoeveelheid brandstof. De referentielijn van de EKP voor de betreffende modellenserie is in de codeergegevens opgeslagen. De EKP-regeleenheid waarborgt een veilige aansturing van de EKP tot een boordspanning van 6 V.
De regeleenheid digitale motorelektronica (DME) stuurt de vraag voor de momenteel benodigde hoeveelheid brandstof naar de EKP-regeleenheid.
Diagnose CAN
De communicatie van de EKP-regeleenheid met de DME-regeleenheid vindt plaats via de diagnose CAN. De benodigde brandstofhoeveelheid wordt aan de EKP-regeleenheid door de DME-regeleenheid in een boodschap via de diagnose CAN medegedeeld.
Elektrische brandstofpomp (EKP)
De EKP bevindt zich in de brandstoftank.
De EKP-regeleenheid regelt de EKP overeenkomstig de systeemtoestand van het brandstoftoevoersysteem. De uit te sturen hoeveelheid brandstof van de EKP wordt overeenkomstig een voorgeschreven referentielijn via de registratie van het toerental aangestuurd en geregeld. De referentiegrootheden hiervoor zijn de brandstofbehoefte van de motor en het brandstofcircuit.
De DME-regeleenheid bepaalt de benodigde brandstofhoeveelheid van de motor en telt een bepaalde waarde daarbij op, die voor het werken van de straalpomp (SSP) noodzakelijk is. De benodigde totale hoeveelheid brandstof wordt als boodschap via de diagnose CAN aan de EKP-regeleenheid gestuurd.
De EKP-regeleenheid zet de ontvangen diagnose Can-boodschap om in een pulsbreedte gemoduleerde uitgangsspanning voor de EKP en regelt zo het toerental van de EKP.
De EKP-regeleenheid wordt via klem 15 geactiveerd. Dan vindt de initialisering, waarbij de EKP tot 100 % wordt aangestuurd. Na het beëindigen van de initialisering regelt de EKP-regeleenheid de EKP overeenkomstig het DME-brandstofhoeveelheidkengetal.
Bij ontbrekende of onjuiste communicatie met de DME schakelt de EKP-regeleenheid over op de noodloopfunctie. De elektrische brandstofpomp wordt vol aangestuurd.
Altijd op de voorgeschreven bevestiging van de EKP-regeleenheid letten! De correcte bevestiging waarborgt een veilige warmte-afvoer. Als dit niet het geval is, leidt dit tot oververhitting van de EKP-regeleenheid en tot diens uitval. Hierdoor kan de auto stilvallen!
Bij reparatiewerkzaamheden aan het brandstofsysteem moet het EKP-systeem spanningsloos worden geschakeld (brandgevaar). Daarom de zekering in de relais-/zekeringhouder, achter, losmaken of de stekker voor de elektronische brandstofpomp op de brandstoftank lostrekken.