Hallsensor nokkenas DDE5.0/5.1

De hall-impulsgever voor de nokkenas is aan de voorzijde bovenop het kleppendeksel gemonteerd. Op de nokkenas bevindt zich aan de voorzijde een rechthoekige nok die langs de hall-impulsgever draait. De DDE-regeleenheid evalueert het hierbij gevormde spanningssignaal (een bloksignaal per nokkenasomwenteling). Dit signaal dient voor de zogenaamde synchronisatie.

Verloop van de synchronisatie: bij het starten van de motor detecteert de DDE-regeleenheid aan de hand van het nokkenassignaal of er een inspuit- of gaswissel-OT aanwezig is. Tegelijkertijd moet ook het signaal van de toerentalsensor van de krukas in de juiste volgorde worden gedetecteerd.

Uitsluitend wanneer deze detecties in orde zijn, kan de DDE-regeleenheid steeds de juiste injector aansturen voor het inspuiten.

Zonder synchronisatie is het starten van de motor niet mogelijk!

Handeling bij storing

De volgende storingen worden gecontroleerd:

Gevolgen:

Bij het uitvallen tijdens het draaien van de motor: geen effect, bij de eerstvolgende startpoging kan de motor echter niet meer worden gestart.