Raildrukregeling DDE5.0/5.1
De volgende componenten behoren tot het common-railsysteem en beïnvloeden de raildrukregeling:
- Hogedrukpomp (HDP)
- Raildrukregelklep (DRV)
- Volumeregelklep (MRV)
- Raildruksensor
- Hogedrukreservoir (rail)
- Hogedrukleidingen
- Verstuivers
Werking
De hogedrukpomp genereert permanent de systeemdruk in de rail. De juiste druk in de rail wordt afhankelijk van het bedrijfspunt door een van de volgende twee mogelijke regelwijzen ingesteld (tweesteller-concept):
- Drukregeling door de raildrukregelklep:
De hogedrukpomp brengt voortdurend brandstof onder hoge druk in de rail. De raildrukregelklep voert het teveel aan brandstof dat in de rail wordt gebracht af in de retourleiding en stelt zo de gewenste raildruk af. Hoe hoger de aanstuurstroom, hoe hoger de raildruk is.
De volumeregelklep is daarbij ingesteld op maximale afgifte.
- Volumeregeling door de mengregelklep:
de mengregelklep laat vanaf de lagedrukzijde slechts zoveel brandstof in de hogedrukpomp stromen als voor het opbouwen van de gewenste raildruk noodzakelijk is. De cilinders in de hogedrukpomp worden daarbij niet volledig met brandstof gevuld. Hoe hoger de aanstuurstroom, hoe lager de raildruk is.
De raildrukregelklep is daarbij gesloten, dus ingesteld op hoge raildruk.
De regelwijzen zijn actief bij de volgende bedrijfspunten:
- bij het starten van de motor is altijd de drukregeling actief
- Bij draaiende motor:
- bij koelvloeistoftemperaturen onder ongeveer 19°C is altijd de drukregeling actief
- bij koelvloeistoftemperaturen boven ongeveer 19°C is altijd de volumeregeling actief
Raildrukbewaking
De raildruk wordt tijdens het starten van de motor en tijdens het draaien hiervan door een vergelijking van de richtwaarde en de actuele waarde gecontroleerd. De raildruksensor zendt de actuele waarde naar de DDE. De richtwaarde wordt door de DDE afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden berekend. Wanneer de DDE een ontoelaatbare afwijking tussen werkelijke- en richtwaarde vaststelt, wordt in het storingsgeheugen een storing opgeslagen:
Een ontoelaatbare afwijking van de raildruk ten opzichte van de richtwaarde kan de volgende oorzaken hebben:
- Uitwendige lekkages aan de componenten van het common-railsysteem
- Volumeregelklep opent zich niet
- Inwendige lekkages in het common-railsysteem, bijv.
- in de hogedrukpomp (bijv. versleten plunjer)
- aan de raildrukregelklep (stuurt een te kleine of te grote hoeveelheid via de retourleiding terug)
- aan de verstuivers (sturen een te grote hoeveelheid via de retour weg)
- Uitwendige invloeden zoals onvoldoende brandstoftoevoer, verstopt brandstofretoursysteem, lucht in het brandstofsysteem
Handeling bij storing
Wanneer de DDE een ontoelaatbare afwijking in de regeling van de raildruk vaststelt, wordt als eerste maatregel de inspuithoeveelheid beperkt: indien de afwijking in de regeling daardoor niet kan worden opgeheven of tot een kleine afwijking worden beperkt, slaat de motor af of is het starten van de motor niet mogelijk.