Stroommeting stoelverwarming
De stroommeting wordt uitgevoerd om een definitief oordeel over een storing in de stoelverwarming te kunnen maken.
Voorbereiding van de meting
Bij auto's met het schakelpaneel op de tunnelconsole vindt de meting van de stroomsterkte direct op het schakelpaneel plaats.
- Stoelverwarming uitschakelen
- Schakelpaneel tunnelconsole (A169) uitbouwen
- De meting wordt uitgevoerd m.b.v. de stroomtang 50A
- Isolatietape van de kabelboom onder de stoel loswikkelen en de stroomtang op de te meten stroomdraad plaatsen.
- bij stoelverwarming links: Meting op stroomdraad HZFA (wit-geel, pin 1)
bij stoelverwarming, rechts: Meting op stroomdraad HZBF (wit-groen, pin 13)
- Motor starten, om de boordspanning van ca. 13,8 V te waarborgen
Boordspanning
Als de boordspanning terugloopt tot onder de 11,4 V, blijven de LED's weliswaar branden, de stoelverwarming wordt echter uitgeschakeld. Zodra weer een spanning van minimaal 12,2 V continu aanwezig is, wordt de stoelverwarming weer geactiveerd.
Meting op DIS-tester
- "Meettechniek" kiezen
- Meetfunctie: stroomsterkte 50 A
- Meetaansluiting: stroomtang
- Meetschaal: gelijkstroom =
- Meetgebied: +/- 50 A
- Boordspanning m.b.v. de DIS-tester controleren
- Stoelverwarming aan de te meten zijde inschakelen
Evaluatie van de meting
Algemeen geldt voor alle verwarmingsstanden: Elke verwarmingsstand heeft een bepaalde richttemperatuur. De regeleenheid probeert deze temperatuur zo snel mogelijk te bereiken. Hierna wordt de temperatuur d.m.v. een pulsering (= pulserende gelijkstroom) constant gehouden.
- Tijdens de opwarmfase bedraagt de stroomsterkte over het algemeen ongeveer 10 A (bij een boordspanning van 13,8 V)
- Zodra de ingestelde richttemperatuur praktisch bereikt is wordt de verwarmingscapaciteit gereduceerd. De fasering is duidelijk herkenbaar, d.w.z. de stroomsterkte pulseert tussen 0 en ca. 10 A.
- Als de ingestelde richttemperatuur ten slotte bereikt is, wordt de interval van het 0 A-bereik nog langer.
- Als de op dit moment heersende temperatuur hoger is dan de ingestelde richttemperatuur, bijv. als na langere inschakeling van stand 1 (3 LED's) teruggeschakeld wordt naar stand 3 (1 LED) - loopt er geen stroom totdat de temperatuur weer teruggevallen is tot de betreffende richttemperatuur.
Verwarmen van een stoel
De duur van de opwarmfase is afhankelijk van de gemeten temperatuur door de temperatuursensor! Bij een hogere omgevingstemperatuur (bijv. in de zomer) of bij een voorverwarmde stoel wordt de ingestelde richttemperatuur sneller bereikt. De fasering wordt dan ook overeenkomstig vroeger ingeschakeld.
Gemeten stroomsterkte
De gemeten stroomsterkte is natuurlijk van meerdere factoren afhankelijk. Zowel de hoogte van de aanwezige boorspanning, als ook het type van de ingebouwde stoel, de inschakeling van andere verbruikers (stoelverwarming aan de andere zijde, stuurwielverwarming) spelen een belangrijke rol. De aangegeven waarde van 10 A is dan ook slechts een aanwijzing.
Richttemperaturen
Bij stoelverwarming met drie standen worden de volgende richttemperaturen bereikt:
- stand 1 (3 LED's branden):
de stoel wordt tot een richttemperatuur van 35 °C verwarmd
- stand 2 (2 LED's branden):
de stoel wordt tot een richttemperatuur van 39 °C verwarmd
- stand 3 (1 LED's brandt):
de stoel wordt tot een richttemperatuur van 44 °C verwarmd
Evaluatie van de uitgevoerde meting
- De stroomsterkte bedraagt ca. 10 A:
de stoelverwarming is in orde
- De stroomsterkte bedraagt ca. 5 A:
Storing in de verwarmingsmat van de zitting of de rugleuning
- Er wordt geen stroom gemeten:
Storing in de verwarmingsmat van de zitting en de rugleuning