Stroommeting stoelverwarming

De stroommeting wordt uitgevoerd om een definitief oordeel over een storing in de stoelverwarming te kunnen maken.

Voorbereiding van de meting

Bij auto's met het schakelpaneel op de tunnelconsole vindt de meting van de stroomsterkte direct op het schakelpaneel plaats.

Boordspanning

Als de boordspanning terugloopt tot onder de 11,4 V, blijven de LED's weliswaar branden, de stoelverwarming wordt echter uitgeschakeld. Zodra weer een spanning van minimaal 12,2 V continu aanwezig is, wordt de stoelverwarming weer geactiveerd.

Meting op DIS-tester

Evaluatie van de meting

Algemeen geldt voor alle verwarmingsstanden: Elke verwarmingsstand heeft een bepaalde richttemperatuur. De regeleenheid probeert deze temperatuur zo snel mogelijk te bereiken. Hierna wordt de temperatuur d.m.v. een pulsering (= pulserende gelijkstroom) constant gehouden.

Verwarmen van een stoel

De duur van de opwarmfase is afhankelijk van de gemeten temperatuur door de temperatuursensor! Bij een hogere omgevingstemperatuur (bijv. in de zomer) of bij een voorverwarmde stoel wordt de ingestelde richttemperatuur sneller bereikt. De fasering wordt dan ook overeenkomstig vroeger ingeschakeld.

Gemeten stroomsterkte

De gemeten stroomsterkte is natuurlijk van meerdere factoren afhankelijk. Zowel de hoogte van de aanwezige boorspanning, als ook het type van de ingebouwde stoel, de inschakeling van andere verbruikers (stoelverwarming aan de andere zijde, stuurwielverwarming) spelen een belangrijke rol. De aangegeven waarde van 10 A is dan ook slechts een aanwijzing.

Richttemperaturen

Bij stoelverwarming met drie standen worden de volgende richttemperaturen bereikt:

Evaluatie van de uitgevoerde meting