De bandenpechmelding (RPA) is een systeem dat de conditie van de banden tijdens het rijden controleert. Hiervoor worden de toerentallen van de vier wielen door de wielsensoren vastgesteld. Een in de DSC-regeleenheid geprogrammeerde berekeningslogica evalueert de ontvangen gegevens en geeft de informatie indien nodig aan de bestuurder door. Op deze wijze wordt de bestuurder over eventuele bandenpech geïnformeerd.
De functie bandenpechmelding is in de DSC-regeleenheid geïntegreerd.
E83 / E53 vanaf 03/2004: De standaardisering geschiedt via een toets.
E60: De standaardisering geschiedt via iDrive.
De hoofdfunctie van het systeem is het bewaken van de bandenspanning tijdens het rijden. Via de RPA-toets resp. de iDrive wordt de actuele bandenspanning van de banden als richtwaarde opgenomen. Daarom moet vóór de ”Standaardisering” de correcte bandenspanning worden ingesteld.
Door spanningsverlies wijzigt het toerental van het betreffende wiel. De regeleenheid geeft afhankelijk van de spanningsafwijking een overeenkomstig signaal naar het informatiesysteem voor de bestuurder (controlelamp en gong).
Na ”contact aan” komt de RPA na een zelftest in de status ”Actief”. Het systeem controleert de bandenspanning.
De controlelamp brandt rood en er klinkt een akoestisch signaal (ECE). De controlelamp brandt geel (US-uitvoering). De status ”Waarschuwing” (spanningsverlies van ca 30 %) is aanwezig als de rijveiligheid niet meer is gewaarborgd. Door de RPA-toets gedurende 4 seconden te bedienen of m.b.v. de iDrive wordt de RPA weer in de status ”Actief” gebracht.
De controlelamp brandt geel (E53, E83). CC-melding ”Reifen Pannen Anzeige” (bandenpechmelding) (E60). De RPA werkt niet, er kan geen waarschuwing worden gegeven.
De adaptatieprocedure wordt gestart nadat de RPA-toets 4 seconden wordt bediend. Als bevestiging voor de start brandt de controlelamp 4 seconden geel (E83, E53). Bij de E60 wordt de adaptatieprocedure via iDrive gestart. De adaptatieprocedure moet na elke correctie van de bandenspanning of na vervanging van een band worden uitgevoerd. De verantwoordelijkheid voor een correct ingestelde bandenspanning ligt bij de bestuurder. Het systeem is niet eerder dan na 10 minuten in staat een spanningsverlies van ca. 50 % van de koude bandenspanning te herkennen. Tijdens de adaptatieprocedure neemt de verschildruk, waarbij bandenpech wordt herkend, af tot ca 30 %.
.Een standaardisering moet altijd worden uitgevoerd als de bandenspanning bij koude banden wordt aangepast, de plaats van het wiel wordt gewijzigd of als nieuwe banden worden gemonteerd.