De ruitmechanismen worden door de basismoduul 5 aangestuurd.
De ruiten worden d.m.v. trek-/drukschakelaars bediend.
Bij de Z8 (E52) kan daarnaast met de wisselschakelaar van de spiegelverstelling aan de bestuurderszijde worden gekozen, of vanaf de bestuurderszijde de ruit van het bestuurders- of het passagiersportier wordt bediend.
Bij de uitvoering ”elektrisch bediende ruiten, achter” (E46) kan m.b.v. een afzonderlijke schakelaar in de middenconsole de kinderbeveiliging worden in- en uitgeschakeld.
Bij de E46 Cabrio is een extra schakelaar in de middenconsole gemonteerd (centrale schakelaar voor de ruitbediening) waarmee alle ruiten tegelijkertijd kunnen worden geopend of gesloten.
Bij de E83 is in het bestuurdersportier een portiermoduul ingebouwd, met de schakelaars waarvan alle ruiten van de auto kunnen worden aangestuurd. De portiermoduul heeft een eigen voeding. De communicatie met basismoduul 5 gebeurt via de LIN-bus.
De schakelaar bezit voor beide bewegingsrichtingen twee standen.
De eerste stand dient voor de conventionele ruitbediening, d.w.z. zolang de schakelaar in één van beide richtingen wordt bediend, wordt de motor van de ruit aangestuurd, mits hij niet blokkeert.
De tipfunctie wordt geactiveerd als de schakelaar in de tweede stand wordt geplaatst (doorgedrukt) en vervolgens losgelaten. De betreffende ruit wordt dan zolang aangestuurd, tot een eindstand is bereikt. Het onderbreken van de tipfunctie is op elk moment mogelijk, door de schakelaar in willekeurige richting nogmaals in te drukken.
Bij de modellen E46 Cabrio, E52 Z8 en E85 Z4 is de ”tipfunctie” voor ruit sluiten alleen op het bestuurdersportier beschikbaar, omdat deze modellen geen inklembeveiliging hebben.
Bij exportuitvoeringen waarbij de functies ”inklembeveiliging” en ”tipfunctie sluiten” niet worden gecodeerd, is de tipfunctie pas vanaf klem R actief.
De ruitschakelaar heeft 2 contacten, de wijze waarop de contacten worden bediend bepalen de werking (gecodeerde schakelaar). De gebruikelijke bediening wordt door de 2 contacten ”OPen” en ”DICHT” gesignaleerd. De tipfunctie wordt gesignaleerd als ”OPen” en ”DICHT” tegelijkertijd actief zijn. De richting van de tipfunctie is afhankelijk van welk van de twee signalen het eerst wordt geactiveerd.
Opmerking:
Als de basismoduul beide signalen binnen 5 ms herkent (alleen bij misbruik mogelijk - bijv. slaan op de schakelaar), kan hij geen richting meer bepalen en het ruitmechanisme niet activeren.
Met de daarvoor bestemde schakelaar in de middenconsole kunnen de ruitschakelaars achterin worden uitgeschakeld. Hierbij is de schakelaar gesloten.
Als de kinderbeveiligingsschakelaar tijdens een tipbediening van de achterste ruiten wordt ingedrukt, wordt de tipfunctie onderbroken.
Als de kinderbeveiliging is ingeschakeld kunnen tijdens de ”Crash-modus”, d.w.z. als de schoksensor is geactiveerd, toch de achterste zijruiten met de achterste schakelaars worden geopend.
Bij portierruit zakken wordt de ruit na het openen van een portier automatisch enkele centimeters geopend. Na het sluiten van het portier gaat de ruit weer omhoog.
Een voorwaarde voor deze functie is, dat de ruit volledig is gesloten voordat het portier wordt geopend De stand van een geopende ruit wordt niet gewijzigd.
Bij de E46 Coupé kan als ”instaphulp” de ruit van het bestuurdersportier volledig worden geopend, als bij vergrendelde auto de centrale vergrendeling kort achter elkaar twee keer wordt bediend (via portierslot of afstandsbediening) Het sluiten van de ruit gebeurt automatisch, nadat het bestuurdersportier is geopend en weer gesloten. Opmerking: Deze functie wordt via de codeergegevens aangestuurd en is alleen beschikbaar, wanneer geen ”Selectief ontgrendelen” gecodeerd is.
De uitschakeling van de motoren als de eindstand is bereikt geschiedt door het meten van de stroomsterkte. Na het overschrijden van een maximale stroomsterkte, die tijdens het begin van het openen resp. sluiten (”losbreekfase”) is geregistreerd en als referentie is opgeslagen, wordt de betreffende eindstand aangenomen en de motor uitgeschakeld.
Om oververhitting van de portierruitmotoren te voorkomen, beschikt elke motor over een eigen herhalingsblokkering. De herhalingsblokkering wordt geactiveerd als de motor gedurende één minuut continu wordt bediend.
In principe wordt elke ruitbediening na 8 seconden uitgeschakeld (begrensd), om bijv. bij een ontbrekende blokkeringsherkenning of een defect mechanisme de betreffende motor uit te schakelen.
Bij onlogische waarden van de inklembeveiligingssensor (continu ingedrukt, kortgesloten of onderbroken) is de tipfunctie in de richting 'sluiten' alsmede de 'comfortsluiting' niet meer toegestaan. De ruit kan dan alleen nog worden gesloten door de schakelaar door te drukken.
De relais voor het aansturen van de portierruitmotoren bevinden zich in basismoduul V. Een onjuist werkend relais wordt in de basismoduul herkend en als storing in het storingsgeheugen opgeslagen.
Bij Sedan, Touring en Coupé zijn in alle ruitframes van de portieren aan de bovenzijde inklembeveiligingsstrips gemonteerd. Een strip is opgebouwd uit twee, in kunststof gegoten contactranden, die door er druk op uit te oefenen een geleidende verbinding sluiten.
Als bij het sluiten van de ruit de inklembeveiligingsstrip wordt ingedrukt, dan wordt het sluiten onderbroken en wordt de ruit ca. 1 - 2 seconden in de richting 'open' aangestuurd.
De inklembeveiliging is NIET actief als de schakelaar wordt doorgedrukt (tipfunctie, echter continu ingedrukt).
Toestand sensor |
Richtweerstand sensor |
normaal geopend |
3 kOhm (+/- 5%) |
ingedrukt |
< 1 k Ohm |
Bij de modellen E46 Cabrio en Compact (tot 09/2003), E52 Z8 en E85Z4 zijn geen inklembeveiligingsstrips gemonteerd. In verband met de wettelijke voorschriften is de ”tipfunctie” voor het sluiten van de ruiten alleen op het bestuurdersportier aanwezig.
Bij de E46 Cabrio en Compact (vanaf 09/2003) en E83 is de inklembeveiliging in de afzonderlijke portierruitmotoren geïntegreerd.
Belangrijk!
Na reparatiewerkzaamheden aan de afzonderlijke portierruitmotoren moet een initialisering worden uitgevoerd, om de inklembeveiliging te activeren.
Initialisering
De initialisering gebeurt door eerst de betreffende ruit volledig te openen. Vervolgens wordt de ruit door constant indrukken van de betreffende schakelaar in stand 2 gesloten. Na het bereiken van de eindpositie nog ca. 1 seconde in de schakelstand 2 houden.
Via de slotcilinder van het bestuurdersportier en het rechter portier of, bij de uitvoering ”radiografische afstandsbediening”, via de afstandsbediening (slotcilinder rechter portier NIET gemonteerd) kunnen de ruiten - en ook het schuif-/kanteldak - worden geopend en gesloten, zolang klem ”R” is uitgeschakeld.
Een comfortopening vindt plaats, als de slotcilinder langer dan 3 seconden in de stand ”ontgrendelen” wordt gehouden of als de betreffende toets van de afstandsbediening ingedrukt wordt gehouden tot het openen is voltooid. Als deze handeling wordt onderbroken (loslaten van de sleutel of de toets van de afstandsbediening) kan het comfortopenen, bij een hernieuwde bediening binnen 2 seconden, opnieuw worden gestart.
Een comfortsluiting vindt plaats, als de slotcilinder langer dan 2 seconden in de stand ”vergrendelen” wordt gehouden of als de betreffende toets van de afstandsbediening ingedrukt wordt gehouden tot het sluiten is voltooid. De inklembeveiliging is tijdens de comfortsluiting actief.
Na maximaal 110 seconden wordt, bij een klemmende schakelaar, een aanwezig commando ”comfortopening” resp. ”-sluiting” afgebroken.
De functie comfortopening is functioneel gescheiden van de comfortsluiting en kan afzonderlijk of samen zijn gecodeerd, afhankelijk van de exportuitvoering.
De uitstelbare ruiten worden net als de elektrisch bediende ruiten, achter, via de basismoduul aangestuurd.
Een einduitschakeling d.m.v. stroommeting is niet mogelijk. Daarom wordt een maximale inschakelduur gedefinieerd. Deze is spanningsafhankelijk.
Spanning / volt |
Aanstuurtijd / seconden |
< 9 |
8 |
9 - 10 |
8 |
10 - 11 |
7 |
11 - 12 |
6 |
12 - 13 |
5 |
13 - 14 |
4 |
Als bij de handbediende kap de toets ”Klep van opbergruimte ontgrendelen” wordt bediend, dan worden de ruiten gedurende ca. één seconde omlaag bewogen. Voorwaarden zijn, dat de ruiten kunnen worden bediend (bijv. contactslot in stand 1) en minstens één ruit volledig gesloten is.
Bij de automatische kap bewegen de ruiten bij bediening van de toets ”Kap openen” naar onder. Als de toets niet wordt losgelaten, dan wordt na 1,5 seconden het openen van de ruiten gestopt.
Na het sluiten van de kap worden bij langer bedienen van de toets de ruiten gesloten. Daartoe stuurt de moduul voor de bediening van het cabriodak (CVM) het commando ”Ruiten sluiten” aan de basismoduul.
Wordt het signaal niet meer gestuurd of wordt een blokkeerstroom herkend, dan wordt de sluitprocedure gestopt.