De remlichtschakelaar dient voor het herkennen van de rempedaalbediening.
De remlichtschakelaar is een Hall-sensor en op het rempedaal aangebracht. De schakelaar wordt vanaf klem R AAN door de lichtmoduul van spanning voorzien.
De remlichtschakelaar levert twee signalen:
Deze signalen worden door de afzonderlijke regeleenheden (selectie zie tabel hieronder) onafhankelijk van elkaar ontvangen en geanalyseerd:
Signaal |
Remlichtschakelaar |
Remlichttestschakelaar |
Ontvangende regeleenheid |
Motorregelsysteem |
Motorregelsysteem |
|
DSC |
CAS |
|
EGS |
|
|
SMG |
|
|
LM |
|
|
JBBE |
|
Door het redundante signaal ”Rem bediend” als direct verbonden signaal en als CAN-signaal is ook bij een storing van een signaal de communicatie gewaarborgd.
In de motorregeling worden beide signalen van de remlichtschakelaar tegelijkertijd geanalyseerd. Deze rechtstreekse vergelijking van deze twee signalen maakt het mogelijk eenduidig vast te stellen of het rempedaal inderdaad wordt ingedrukt. Bovendien kan een storing in de werking van de remlichtschakelaar worden opgespoord.
De beide signalen van de remlichtschakelaar verhouden zich t.o.v. elkaar overeenkomstig onderstaande tabel:
|
Rempedaal bediend |
Rempedaal niet bediend |
Status remlichtschakelaar |
Open |
Dicht |
Status remlichttestschakelaar |
Dicht |
Open |
Op beide uitgangen van de remlichtschakelaar kunnen de volgende signaalpieken worden gemeten:
|
Rempedaal bediend |
Rempedaal niet bediend |
Signaal remlichtschakelaar |
Accuspanning V |
0 V |
Signaal remlichttestschakelaar |
Accuspanning V |
0 V |
De signalen van de remlichtschakelaars worden door de motorregeling permanent gecontroleerd op aannemelijkheid. In het geval van een storing wordt een overeenkomstige storingsmelding opgeslagen in de motorregeling. Tegelijkertijd wordt eveneens de automatische snelheidsregeling uitgeschakeld.