Voor de achterruitverwarming in de hardtop en in de kap zijn aparte relais gemonteerd. Relais 1 wordt altijd aangestuurd, omdat een hardtop gemonteerd kan zijn (geen hardtop-herkenning). Relais 2 wordt alleen aangestuurd, als de kap als gesloten wordt herekend.
Deze wordt bij eerste bediening van de toets voor de achterruitverwarming via klem 15 AAN gestart (voor duur, zie onderstaande tabel).
De aansturing geschiedt met een derde van het totale vermogen van de achterruitverwarming (verhouding puls/pause = 40 seconden AAN/80 seconden UIT). De gefaseerde aansturing wordt door klem 15 UIT beëindigd.
Als tijdens of na de gefaseerde aansturing de achterruit niet schoon blijft, dan kan door de toets nogmaals in te drukken, de achterruitverwarming weer met het volle vermogen worden ingeschakeld. Na de nawarmfase volgt weer de gefaseerde aansturing.
Bedrijfsstand |
Ontdooifase |
Gefaseerde aansturing |
Opnieuw inschakelen |
---|---|---|---|
Duur |
10 minuten (buitentemperatuur ≥ -15°C) 17 minuten (buitentemperatuur ≤ -15°C) |
30 minuten |
5 minuten |
Functieverlichting |
AAN |
OPEN |
AAN |
Controle op te lage spanning |
inactief |
actief |
actief |
Klem 15 UIT en weer AAN tijdens de nalooptijd (sleep mode) |
als voor klem 15 UIT |
OPEN |
als voor klem 15 UIT |
Tijdens lage motortoerentallen (<< 1500/min) zou door een te grote boordnetbelasting de laadbalans van de accu negatief kunnen worden. Daarom wordt bij het dalen van de spanning of bij overspanning (accuspanning > 16 V gedurende 5 seconden) het relais achterruitverwarming uitgeschakeld. Als de bij het bedieningsgedeelte/de regeleenheid gemeten boordnetspanning lager dan 11,4 V wordt, wordt de achterruitverwarming afgeschakeld. Als de boordnetspanning weer boven 12,2 V stijgt, wordt de achterruitverwarming weer ingeschakeld. De grenswaarden moeten langer dan 10 seconden duren (hysterese).
Opmerkingen:
Het uitschakelen van het relais bij het herkennen van te lage/hoge spanning heeft geen invloed op de duur van de bedrijfstoestanden (ontdooifase, gefaseerde aansturing, opnieuw inschakelen).
De functieverlichting (LED) blijft tijdens het uitschakelen bij te lage/hoge spanning branden.
Tijdens het starten van de motor (K-bus-signaal klem 50) wordt de achterruitverwarming eveneens uitgeschakeld.
De buitenspiegelverwarming wordt niet tegelijkertijd met de achterruitverwarming, maar apart aangestuurd.