De pingelregeling controleert het verbrandingsproces. De pingelregeling is in zijn werking uitgebreid. De DME-regeleenheid herkent ook een gloeiontsteking.
De volgende componenten van de pingelregeling worden beschreven:
De pingelsensor herkent de pingelende verbranding. Het pingelen wordt cilinderselectief door de DME-regeleenheid herkend.
Index |
Verklaring |
Index |
Verklaring |
---|---|---|---|
1 |
2-polige stekker |
2 |
Pingelsensor |
In tegenstelling tot de normale verbranding treedt bij een pingelende verbranding in het nog niet verbrande mengsel aan het einde van de verbranding zelfontbranding op. Het langere tijd rijden met een motor met pingelende verbranding kan tot ernstige schade leiden.
Pingelen wordt in de hand gewerkt door:
Bij motoren zonder pingelregeling moet bij het vastleggen van de ontsteking met deze ongunstige invloeden rekening worden gehouden door een veiligheidsmarge tot de pingelgrens te kiezen. Daarmee zijn in het bovenste belastingsgebied rendementsverliezen onvermijdelijk.
De volgende systeemfuncties zijn voor de pingelregeling beschreven:
De pingelregeling verhindert het pingelen. Hij regelt alleen bij daadwerkelijk pingelgevaar het ontstekingstijdstip van de betrokken cilinder resp. cilinders (cilinderselectief) zover als nodig richting laat terug. Daardoor kan het ontstekingsreferentieveld op een zo gunstig mogelijk verbruik worden bepaald, zonder rekening te houden met de pingelgrens. Een veiligheidsmarge is niet meer nodig. De pingelregeling zorgt voor alle correcties aan het ontstekingstijdstip die nodig zijn om pingelen te voorkomen, en maakt het mogelijk om ook met normale benzine (minimum RON 91) probleemloos te rijden.
De pingelregeling biedt:
De zelfdiagnose van de pingelregeling omvat de volgende tests:
Wanneer er bij één van deze tests een storing wordt vastgesteld, dan wordt de pingelregeling uitgeschakeld. Een noodprogramma neemt de contacthoekregeling over. Tegelijkertijd wordt een storing in het storingsgeheugen opgeslagen. Het noodprogramma garandeert een werking zonder kans op schade vanaf minimum RON 91. Het noodprogramma is afhankelijk van de belasting, het toerental en de motortemperatuur.
Een gloeiontsteking is een ongewenste ontsteking. Het mengsel wordt door gloeiende deeltjes in de verbrandingskamer vóór de elektrische ontsteking ontstoken. Gloeiontsteking kunnen bij motoren met directe inspuiting ontstaan.
Een gloeiontsteking is een onregelmatige verbranding, die bij zwaar geblazen motoren optreedt. Hierbij stijgt de maximale verbrandingsdruk van circa 100 bar naar tot wel 200 bar. Oorzaken hiervoor zijn vreemde deeltjes in de verbrandingskamer (Olie, restgas, roetdeeltjes), de een ontsteking van het mengsel voor het eigenlijke ontstekingstijdstip veroorzaken. Daarom kan de gloeiontsteking ook niet door ingrepen aan het ontstekingstijdstip worden voorkomen.
Wanneer door de DME een gloeiontsteking wordt herkend, dan wordt ter bescherming van de motor het vermogen gereduceerd. Kortstondige gloeiontsteking wordt door enkele vuildeeltjes veroorzaakt. Gloeiontsteking leidt tot kortstondige inspuitonderbreking (3 tot 6 cycli) van de betreffende cilinder. Bovendien wordt een storing in het storingsgeheugen opgeslagen.
Drukfouten, vergissingen en technische wijzigingen voorbehouden.