Diagnosemodule tanklekkage DMTL
Het diagnosemoduul tanklekkage (DMTL) dient voor het bepalen van lekkages in het brandstofsysteem. De controle op lekkage van het brandstofsysteem is in het kader van de On Board Diagnose wettelijk verplicht.
Beknopte beschrijving van de componenten
De diagnosemoduul tanklekkage bestaat uit de volgende componenten:
- Elektrische schottenpomp: opwekken van de noodzakelijke overdruk in de tank voor de tanklekdiagnose
- Omschakelklep: instellen van de verschillende bedrijfstoestanden
- Moduulhuis met geïntegreerd referentielek van 0,5 mm
- Verwarming: verwarming van de schottenpomp voor het verwijderen van condenswater
De werking van de diagnosemoduul tanklekkage wordt door de digitale motorelektronica aangestuurd.
Werking van de tanklekdiagnose
De controle op lekkage van het brandstofsysteem wordt regelmatig na het afzetten van de motor uitgevoerd. Daarbij worden in de naloopfase van de DME de volgende processen uitgevoerd:
- Uitgangssituatie: Tijdens de normale werking van de motor bevindt de omschakelklep in de diagnosemoduul zich in de zgn. regenereerstand. De brandstofdampen worden in het actief-koolstoffilter opgeslagen en afhankelijk van de aansturing van de tankventilatieklep naar de motor gevoerd (zie ook tankontluchting).
- Controle startvoorwaarden: na het afzetten van de motor worden de noodzakelijke startvoorwaarden gecontroleerd:
- Motor af
- Accuspanning tussen 11,5 V en 14,5 V
- Geen invoeren in het storingsgeheugen van de DME naar de diagnosemoduul tanklekkage en het tankontluchtingssysteem
- Tankvulniveau groter dan 10 % en kleiner dan 90 %
- Omgevingstemperatuur tussen -7 °C en 35 °C
Bij een positief resultaat wordt de tanklekdiagnose met de referentielekmeting gestart
- Referentielekmeting: na het afzetten van de motor is de tankventilatieklep altijd gesloten. De omschakelklep van de diagnosemoduul blijft in de regenereerstand. De elektrische schottenpomp pompt verse lucht uit de omgeving via een referentielek met een diameter van 0,5 mm. De hiervoor benodigde vloeistofstroom wordt als referentiewaarde opgeslagen. Hierna volgt de eigenlijke tanklekdiagnose.
- Tanklekdiagnose: De tankventilatieklep is nog steeds gesloten. De omschakelklep van de diagnosemoduul blijft in de positie diagnose. De schottenpomp pompt uit de omgeving verse lucht in de tank, waardoor de inwendige druk langzaam stijgt. Aan het begin van de tanklekdiagnose komt de inwendige druk van de tank overeen met de omgevingsdruk. De vloeistofstroom is daarom gering. Als de druk in de tank toeneemt, stijgt de vloeistofstroom. De vloeistofstroom wordt door de DME verwerkt.
- Verwerking van de vloeistofstroom: De DME beoordeelt de stijging van de vloeistofstroom in een gedefinieerd tijdsinterval. Als de vloeistofstroom binnen dit interval de referentiestroom overtreft, wordt het brandstofsysteem als in orde beschouwd. De tanklekdiagnose wordt beëindigd. Als de vloeistofstroom echter niet de referentiestroom bereikt, wordt het brandstofsysteem als niet in orde beschouwd. De diagnose kan onderscheid maken tussen:
- Groot lek / ontbrekende tankdop
- Klein lek
- Zeer klein lek
In het DME-storingsgeheugen wordt de desbetreffende storing opgeslagen. Vervolgens wordt de tanklekdiagnose beëindigd.
- Einde van de tanklekdiagnose: De omschakelklep wordt weer in de stand regenereren gebracht. De naloopfase van de DME is voor verdere functies beschikbaar.
Deze functie kan via de DIS-tester eveneens actief worden geactiveerd. Hierbij worden bovengenoemde procedures uitgevoerd.
Diagnose van de moduulcomponenten
De componenten van de diagnosemoduul tanklekkage worden door de DME gediagnosticeerd. Indien tijdens het draaien van de motor een storing optreedt, wordt een bijbehorende storing opgeslagen in het storingsgeheugen van de DME-regeleenheid. Hierbij kunnen de volgende storingen worden herkend:
- aansturing magneetklep
- aansturing pompmotor
- moduulstoring
- aansturing verwarming diagnosemoduul tanklekkage
Het diagnoseprogramma biedt de mogelijkheid om via de DIS-Tester de systemtest te starten. Bovendien kunnen de systeemcomponenten één voor één gecontroleerd worden.