Adaptatiewaarden MSS60

 

Lijst van de adaptatiewaarden met richtwaarden

 

Adaptatie

Richtwaarde

 

1.

Stationair toerental

-15...25 Nm

 

2.

Gasklep/regelaar stationair toerental

0,6...1,03 V

 

3.

VANOS

Aanslag inlaat: 139...151 °KW

Aanslag uitlaat: 122...134 °KW

Klepnauwkeurigheid: 0,7...1,0 [-]

 

4.

Gaspedaalmoduul

Pedaalsensor 1: 0,6...0,85 V

Pedaalsensor 2: 0,3...0,425 V

 

5.

Lambdaregeling

Lambda-adaptatie

 

6..

Pingelregeling

Pingeladaptatiehoek: -5...0° KW

 

7.

Vullingsregeling

op dit moment nog niet vrijgegeven

 

8.

Katalysatoren

Grenswaarde USA: max. 1,1 [-]

Grenswaarde niet USA: max. 1,0 [-]

 

9.

Trimregeling

Grenswaarde USA: -24...24 %

Grenswaarde niet USA: -26...26 %

 

10.

Brandstofdrukregeling

Factor: 0,75...1,4 [-]
offset: -15...15 %

 

 

Beschrijving van de adaptaties

  1. Stationair toerental
    Het stationair toerental wordt door de DME via de regelaar stationair toerental op de betreffende richtwaarde afgeregeld. De regeling van het stationair toerental is koppelgebaseerd. Bij afwijkingen van de richtwaarde voor het stationair toerental wordt het toerental door het vergroten of verkleinen van het motorkoppel afgeregeld. Deze vergroting of verkleining wordt bij de stationaire aanpassing vastgehouden. Positieve waarden betekenen, dat de regelaar stationair toerental verder geopend wordt.
  2. Gasklep/regelaar stationair toerental
    Verloop van de gaskleppenadaptatie:
    Verloop van de stationairregelaaradaptatie:
  3. VANOS
    Via de aanslagadaptatie leert de DME de eindaanslag van de VANOS.
  4. Gaspedaalmoduul
    De spanningswaarden van de beide Hallsensoren in de gaspedaalmoduul worden in de stationaire stand gemeten en als adaptatiewaarden opgeslagen.
  5. Lambdaregeling
    De lambda-adaptatie verschuift de regelpositie van de lambdaregeling.
  6. Pingelregeling
    Pingelende cilinders worden door de DME statistisch geanalyseerden en aan de hand hiervan wordt een terugtrekhoek berekend. Deze terugtrekhoek wordt als adaptatiewaarde opgeslagen.
    Bij draaiende motor wordt het actuele ontstekingstijdstip met de adaptatiewaarde gecorrigeerd. Afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden wordt de adaptatiewaarde beoordeeld.
    Mogelijke invloeden op de pingeladaptatie:
  7. Vullingsregeling
    De vullingsregeling vergelijkt in verschillende bedrijfstoestanden de door de luchtmassameter gemeten vulling met de door de DME berekende vulling. De hierbij vastgestelde afwijking wordt in de vorm van een factor als adaptatiewaarde opgeslagen.
  8. Katalysatoren
    Met de katalysatoradaptatie wordt de zuurstofopslagcapaciteit van de katalysatoren gecontroleerd. Bij afwijkingen van de richtwaarden moet de systeemtest katalysatoren worden uitgevoerd.
  9. Trimregeling
    Met de trimregeling wordt de veroudering van de lambdasondes en de katalysator gecontroleerd. Met de adaptatiewaarde wordt de lambdaregeling beïnvloed.
  10. Brandstofdrukregeling
    Bij draaiende motor en gering brandstofverbruik is voor het verkrijgen van de gewenste brandstofdruk een bepaalde pulsverhouding voor de aansturing van brandstofpomp nodig. Deze pulsverhouding wordt vergeleken met de pulsverhouding die de DME vooraf heeft berekend.
    Verschillen tussen de beide pulsverhoudingen worden als offset en als factor opgeslagen. Daarmee wordt de pulsverhouding van de brandstofdrukregeling gecorrigeerd. De offset-waarde corrigeert de pulsverhouding bij lage belastingen, de factor corrigeert de pulsverhouding bij hogere belastingen.
    Mogelijke invloeden op de adaptatie van de brandstofdrukregeling:
    Deze invloeden hebben tot gevolg dat de factor groter wordt.