Oliedrukregeling

Oliedrukregeling

De oliepomp moet onder alle gebruiksomstandigheden een gegarandeerde olietoevoer waarborgen. De nieuwe motoren bezitten een referentieveldgeregelde aansturing van de oliepomp (niet volumestroomgeregeld). Deze pomp levert slechts zo veel olie als voor de betreffende bedrijfsomstandigheden van de motor nodig is. Hierdoor ontstaan de volgende voordelen:

De oliedrukregeling wordt elektrisch door de DME via een elektrohydraulisch oliedrukregelventiel (magneetventiel) aangestuurd. Een oliedruksensor neemt de controle over.

Door de elektrische aansturing kan het vermogensverlies van de oliepomp verder worden geoptimaliseerd.

GR_FB1207014


Beknopte beschrijving van het onderdeel

De volgende componenten worden beschreven:

Referentieveldgeregelde oliepomp

Als oliepomp wordt de bekende verstelbare schottenpomp gebruikt. De pompas aan de opbrengstzijde bevindt zich uit het midden in het pomphuis en de schotten verplaatsen zich tijdens het draaien in radiale richting. Hierdoor vormen de schotten kamers met een verschillend volume. Als het volume groter wordt, wordt er olie aangezogen en als het volume kleiner wordt, wordt er olie door de oliekanalen weggeperst.

GR_FB1207013

Index

Verklaring

Index

Verklaring

1

Pompas

2

As

3

Schotten

4

Rotor

5

Slingerplaat

6

Regelplunjer slingerplaatsteun

7

Regelveer

8

Drukveer

9

Regelplunjer

 

 

De oliepomp wordt via een ketting door de krukas aangedreven.


Oliedrukregelklep

Het oliedrukregelklep is een magneetklep (3/2-wegkleppen). De Magneetklep bevindt zich zijdelings in het motorblok. De digitale motorelektronica (DME) stuurt de oliedrukregelklep aan met een gemoduleerd pulsbreedte signaal.
Daardoor is een preciezere aansturing van de oliepomp mogelijk dan via de vloeistofstroom.

 

GR_FB1207015

Index

Verklaring

Index

Verklaring

1

Motorblok

2

Oliedrukregelklep


Oliedruksensor

De oliedruksensor is rechtstreeks aan het oliefilter bevestigd. De oliedruksensor meet de door de oliepomp geleverde druk. De oliedruk wordt gemeten in relatie tot de omgevingsdruk.
Het signaal wordt naar de DME-regeleenheid gestuurd.

GR_FB1207016

Index

Verklaring

Index

Verklaring

1

Oliedruksensor

2

Oliefilter

3

Olie-water-warmtewisselaar

 

 


Systeemfuncties

De volgende systeemfuncties worden beschreven:

Referentieveldgeregelde oliedrukregeling

Via de oliedruk wordt nog steeds op basis van de behoefte de gewenste hoeveelheid olie geregeld.

Weliswaar regelt de DME de referentieveldgeregelde oliedrukregeling. Hiertoe worden de volgende ingaande waarden gehanteerd:

Het volgende overzicht geeft de het regelcircuit schematisch weer:

GR_FB1207018

Index

Verklaring

Index

Verklaring

1

Motor (bijv. N53)

2

Signalen van de sensoren van de motor

3

Oliedruksensor

4

Signaal van de oliedruksensor

5

DME-regeleenheid

6

Aansturing van de oliedrukregelklep (3/2-wegkleppen)

7

Oliefilter

8

Ontluchting oliedrukregelklep

9

Oliedrukregelklep

10

Stuurdraad oliedrukregelklep

11

Oliecarter

12

Oliepomp

De DME stuurt de oliedrukregelklep aan met een gemoduleerd pulsbreedte signaal. De oliedrukregelklep stelt dan een overeenkomstige oliedruk in, waarmee de regelplunjer van de oliepomp belast wordt.

Door de referentieveldgeregelde oliepomp is een nog nauwkeuriger regeling van de oliepomp mogelijk. Hiermee draagt deze maatregel bovendien bij aan de reductie van het verbruik en een daling van CO2-.
De benodigde oliedruk wordt via het toerengebied verminderd. De oliepomp hoeft vergeleken met de vloeistofdoorstroomregeling minder pompcapaciteit te leveren.

GR_FB1207017

Het diagram toont de belastingafhankelijke oliedruk bij een motortemperatuur van 100 °C

Index

Verklaring

Index

Verklaring

1

Curve 20 %

2

Curve 25 %

3

Curve 50 %

4

Curve 75 %

5

Koolmonoxide CO (100 %)

6

Curve vloeistofdoorstroomregeling bijv. N52


Aanwijzingen voor de service

Algemene aanwijzing

Opmerking: Uitvallen van de oliedrukregeling.

Bij uitvallen van de referentieveldgeregelde oliedrukregeling vindt de olietoevoer vloeistofdoorstroomgeregeld (noodloop) plaats. Afhankelijk van de motor kan dit een brandstofverbruik van tot 5 % meer tot gevolg hebben.

Drukfouten, vergissingen en technische wijzigingen voorbehouden.