De brandstofvoorziening van de 4-cilinder-dieselmotor N47 wordt verzorgd door een drukgeregeld systeem.
De volgende componenten van het brandstofsysteem worden beschreven:
De regeling van de brandstofopvoerdruk is in de DDE-regeleenheid geïntegreerd Via de brandstof-druk-temperatuursensor registreert de DDE de actuele druk in het opvoersysteem. Uit meerdere ingaande waarden bepaalt de DDE de regelwaarde, die voor de inregeling van de opvoerdruk nodig is. De opvoerdruk wordt op een druk van 4,8 - 5,0 bar afgeregeld.
De voor de bepaling van de regelwaarde relevante ingaande waarden zijn:
De regelwaarde wordt in de vorm van een CAN-bericht aan de brandstofpompregeling gestuurd. De regelwaarde wordt in de eenheid l/h gestuurd. Het waardebereik is 0-254 l/h.
Afb. 1: Overzicht brandstofsysteem met opvoerdrukregeling
1 |
DDE-regeleenheid |
8 |
Inputsignaal motortoerental |
2 |
EKPS-regeleenheid |
9 |
Inputsignaal inspuithoeveelheid |
3 |
Brandstoftank |
10 |
Functie opvoerdrukregeling |
4 |
Brandstoftoevoerleiding |
11 |
Aansturing brandstofverwarming |
5 |
Brandstoffilter met brandstofverwarming |
12 |
Brandstoftemperatuursignaal |
6 |
Brandstofdruktemperatuursensor |
13 |
Opvoerdruksignaal |
7 |
Hogedrukpomp |
|
|
De brandstofdruk en -temperatuursensor bevindt zich in de brandstoftoevoerleiding vlak voor de hogedrukpomp. De brandstofdruktemperatuursensor meet de actuele werkelijke druk in het opvoersysteem en geeft het signaal door aan de DDE-regeleenheid. Voor verdere functies in de DDE wordt via de brandstofdruktemperatuursensor ook de brandstoftemperatuur gemeten.
De brandstofpompregeling ontvangt de regelwaarde van het regelcircuit van de DDE als CAN-bericht. De waarde van het CAN-bericht wordt in de brandstofpompregeling via een referentielijn in een spanning omgezet. Met deze spanning wordt de elektrische brandstofpomp door de brandstofpompregeling aangestuurd.
De elektrische brandstofpomp wordt door de brandstofpompregeling met een spanning van 6,5 - 15 V aangestuurd.
Voor de correcte controle van het opgenomen vermogen van de elektrische brandstofpomp wordt een adaptatiewaarde in de DDE-regeleenheid opgeslagen. Met deze adaptatiewaarde wordt het elektrische opgenomen vermogen van de brandstofpomp bij minimale aansturing opgeslagen. Met deze adaptatiewaarde wordt de onderste grenswaarde voor de controle van het opgenomen vermogen van de brandstofpomp berekend.
De elektrische brandstoffilterverwarming is in het brandstoffilter geïntegreerd en wordt door de DDE-regeleenheid aangestuurd.
De brandstoffilterverwarming wordt ingeschakeld wanneer:
De regeling van de opvoerdruk wordt door de DDE gecontroleerd. Storingen die door regelafwijkingen optreden, worden in het storingsgeheugen van de DDE opgeslagen.
De aansturing van de elektrische brandstofpomp wordt door de brandstofpompregeling gecontroleerd. Daarbij optredende storingen worden in het storingsgeheugen van de brandstofpompregeling opgeslagen.
Wanneer de DDE-regeleenheid door een wake-up-signaal wordt gewekt, wordt de elektrische brandstofpomp kort voor 10 ms aangestuurd.
Bij het inschakelen van klem 15 wordt de elektrische brandstofpomp niet aangestuurd. De elektrische brandstofpomp wordt pas bij het inschakelen van de startmotor aangestuurd.
Adaptatie elektrische brandstofpomp terugzetten
Wanneer de hogedrukpomp wordt vervangen, moet de adaptatie elektrische brandstofpomp worden teruggezet.
De reden daarvoor is, dat de hogedrukpomp van maatgevende invloed is op het opgenomen vermogen van de elektrische brandstofpomp.